214 adlll k t j m ,het regeSt 6en ded Van een stul< 'flnd 215 is Hensekinus een man (ook in den klapper), in den inventaris heet zij Hensekin en is zij een vrouw. In no. 457 is sprake van een adellijk goed in een straat te Zutphen en van een deel van een stuk land bij de Kuescamp in het kerspel Almen buurschap Haverschen (waarom niet de gebruikelijke aam Harfsen?), afkomstig van Alevt W.lner en Berth Sinnekensdochtfr er hT-TÏ in/TT V<TrWe,Zen wordt' onderscheidt een huis te Zutphen en het adellijk deel, dat d,e twee vrouwen aan de Kuoskamp in het kerspe Almen enz. hadden. Kan in het oorspronkelijke stuk wellicht dl wn Td S?Z' ,V3n 'and bed0dd Zii" en is misschien adell jk wordt genoemd en in het inventarisnummer zelfs een huis in de stad met dat adjectief wordt aangeduid? Het regest, waarin de twee vrouwen eerst enkelvoudig een handeling doen, vervolgens in et meervoud optreden doet mij gissen, dat we maar met ééne vrouw te doen hebben. In verband met wat ik van de familie Wilner meen te moeten denken is misschien haar eigenlijke naamsaanduiding wel reconstrueeren. Weer een hersenkronkeling dus! s I '"I de a[deeli"a B V" (.rentebrieven en andere i n- WaarómT" 77 7 lo9ische -de ontdekken. Waarom bijv. de be,de charters onder no. 515, waarvan één blijkens regesten gestoken is door het charter onder no. 518, door twee inventarisnummers, die op andere renten betrekking hebben, van elkaar zijn gescheiden, is mij een raadsel. Ook hier tal van fouten, waarvan ik er eenige zal noemen. 463 Lbefh^ft een rentebrief, zonder vermelding van datum, en een „pachtakte van 1580. Verwezen wordt naar reg. no 657 waar een akte beschreven is, die de beleening inhoudt van de abdis' het goed, waarop de rentebrief gevestigd was. Een tweede verwijzing doet vermoeden, dat de rentebrief zelf een schim is uit den ouden inventaris. Maar hoe komt men er dan toe, een belangrijk eigendomsbewijs als d,e leenbrief als „pachtacte" aan een niet meer aanwezigen rentebrief te koppelen? In no. 467 zijn stukken van 1320 en 1566 vergeten, naar de regesten waarvan wordt verwezen. A 483 P'aatst \aassen in het kerspel van Heerde (het regest - k °uo 6Wel het daar nooit toe heeft behoord. Kan Veessen zijn bedoeld No. 503 ,s geen rentebrief, maar behoort bij den gelijktijdigen onder no N"eahuis in Aard onder Wilp, voorkomende onder no 224. Ook de onder 506 en 507 beschreven stukken zijn geen rentebrieven; evenmin het stuk onder 511, zijnde een koopbrief van de bedoelde tienden. No. 516 is blijkens het regest een rentebrief uit een erf, niet uit tienden. No. 525 is, indien het regest juist is, abusievelijk gedateerd 1471 (moet zijn: 1416). Het is een ouder eigendomsbewijs van de in 1468 aan het klooster geschonken tienden, waarvan de giftbrief als rentebrief is vermeld onder no. 519. Ook de beschrijving van no. 527 is onjuist. Om niet te breedvoerig te worden merk ik omtrent B VIII („quitanties en schuldbekentenissen alleen op, dat er enkele rentebrieven onder voorkomen en dat de quitanties althans ten deele als bijlagen tot de rekeningen hadden moeten zijn beschreven. Ook C („dienstbaarheid"), aanvangende met den ietwat zonderling betitelden Arnoldus, ridder van Almelo, laat ik rusten, behoudens alleen de opmerking, dat uit de regesten, behoorende bij de nos. 559 en 560, gemakkelijk kan worden opgemaakt, dat beide een wisseling van hoorigen met den heer van Borculo betreffen, zoodat er geen reden is, in no. 559 een onvolledige beschrijving te geven. In de slotafdeeling D („brieven en stukken van verschil lenden aard") is onder dezen titel, die op zichzelf al niet pleit voor de wijze, waarop de inventarisator zijn stukken onderscheidt en aanduidt, onder 88 nummers een allegaartje vereenigd in chro nologische volgorde. Een groot gedeelte dezer stukken zou in veel korteren vorm als verzameling ingekomen stukken kunnen zijn be schreven. Ik zou althans liever een uitvoerige omschrijving er van in de regestenlijst hebben gezien (deze brieven komen daarin niet voor) dan die in den inventaris. Onder de nos. 567-574 vinden we brieven, die gedateerd zijn 15 en dientengevolge op eenigen afstand zijn geplaatst van brieven, waarin dezelfde personen en zaken voorkomen. Die dateering had nader bepaald kunnen worden. Vgl. bijv. 571 met 579. In no. 583 treedt een lid van het illustere geslacht Ripperda op met den zonder lingen voornaam Buycke, die ons herinnert aan zekeren vriend in de Camera Obscura; no. 582 noemt hem met zekeren schroom B. Ripperda. Kan misschien ÜNVCKE bedoeld zijn? Ik vermoed, dat, wanneer 613, 614, 619 en 622 naast elkaar gelegd en vervolgens samen beschreven waren, de mannen met den voornaam Steven, doch zeer verschillende achternamen, één man zouden zijn geworden. Ik eindig mijn opmerkingen over den inventaris met de vraag, hoe men de Gedeputeerden van Overijsel in 1580 een brief aan den hertog van Gelre kan laten adresseeren (zie no. 647), waar dan nog bovendien uit de beide volgende nummers blijkt, dat over hetzelfde onderwerp en in hetzelfde jaar is gecorrespondeerd met het Hof van Gelre.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1932 | | pagina 47