2Ö2 van Holland als heer Gooiland schuldig waren is het duidelijk, dat de schets vooral bedoelt grafisch voor te stellen, welk gedeelte van Eemnes tijnsplichtig was. Deze tijns dateert uit den tijd, dat de abdij van EIten Gooiland bezat, en is met de overdracht daarvan aan Floris V in 1280 in het bezit der graven van Holland gekomen 2). Een van de lieden, die Pieter Aelmanszoon op zijn eerste informatie- tocht inlichtingen verschaften, verklaarde daarover: „die thijns gaet veer ende breet"; ja, zeide hij, „veel meer dan ghij wel weet", wat ook tot sommige hedendaagsche historici zou kunnen gezegd zijn. Elders zal ik over de uitgestrektheid van het tijnsgebied, dat ook volgens dezen zegsman, tot over de Eem reikte, spreken en de noodige bewijsplaatsen voor deze opvatting aanvoeren a). Op het oogenblik kan het ons alleen boeien, voor zoover het kan dienen om de grens tusschen Eemnes en Binnendijk te bepalen. Men ziet op ons kaartje de Zijdwind, die het Eemnesser tijnsgebied ten Zuiden begrenst, op een opmerkelijke manier aangegeven. Ten Noorden van een breede strook, als „Zijtwinde aangeduid, is een smallere geteekend, waarin men het inschrift lezen kan: „de wech, genaemt Zuytwint". Zou deze weg de door den Heer Beekman veronderstelde dijk zijn? Men zal geneigd zijn aan te nemen, dat, waar de kaart het tijns- plichtige deel van Eemnes aan dien weg doet eindigen, daar ook de grens van het gerecht viel. Want de Zijdwind was ook tijnsplichtig. In de lijst van tijnsplichtigen, die Pieter Aelmanszoon aan zijn eerste verslag toevoegde, vindt men ook vermeld„die Zijtwint breet ende smal Dat de Zijdwind, die hier op eenzelfde manier verdeeld is als op het kaartje, op dit laatste niet tot het tijnsplichtige land gerekend wordt, wijst er op, dat zij niet tot Eemnes behoorde. Blijkbaar is op de kaart alleen het tijnsplichtige deel van Eemnes aangegeven en eindigde het gerecht aan de Zijdwind. Hetzelfde blijkt ook uit het verslag van den raadsheer Nicolai, die verhaalt, hoe hij op 29 Juli 1539 is „gegaen zuydwaerts op lancxs den dijk oft wech, scheydende die van Emenesse van die van Goylandt, tot aen den wech, geheeten den Suytweynt, comende van Emenesse buyten 4) dijck naar Goylandt toe". Ook daaruit kan men lezen, dat de Zijdwind buiten Eemnes, langs dat gerecht zich uitstrekkend naar Gooiland, lag. Dit vindt bevestiging in de benaming, die op het kaartje aan het land ten Zuiden van de Zijdwind gegeven wordt. Blijkens het stadsrecht van Eembrugge van 1363 was na de afscheiding van Eemnes „der stadt vryhede van der Eem" verdeeld in twee stukken, waarvan het eene „by der Eem" of „ter Eem", het andere „opt Veen" genoemd werd Dit laatste omvatte het gebied, dat in 1439 als Binnendijk een af zonderlijke stad werd 2). Op ons kaartje wordt het geheele stuk ten Zuiden van de Zijdwind als „veenen" aangeduid. Men kan daaruit besluiten, dat 't Veen of Binnendijk zich tot de Zijdwind uitstrekte. Dat deze laatste inderdaad een dijk geweest is, zooals de Heer Beekman veronderstelde, kan volgen uit de kantteekening, die bij de zoo juist aangehaalde plaats van Nicolai's verslag gevoegd is: „Dijck of wech, scheydende dy van Emenesse van dye van Goylant, den Sijtwint". Wel is hier ten onrechte de ligging der Zijdwind met die van den Wakkerdijk verward, maar de Zijdwind wordt hier voor zoover ik gevonden heb, de eenige maal uitdrukkelijk een dijk genoemd. Of zou dat ook bij vergissing zijn? De vier hier besproken zijn de eenige, mij althans bekende, kaarten van Gooiland en zijn grensgebieden, die ons uit het landsheerlijke tijdperk overgeleverd zijn. Doch uit de ruim veertig jaar, die sinds de vervaardiging van de jongste nog zouden verloopen vóór de afzwering van Philips II, zijn verschillende berichten over, waarin van kaarten van het betrokken gebied sprake is, die zelf echter verloren schijnen te zijn. Ik som hier de plaatsen, waarin van kaarten melding gemaakt wordt, op; misschien dat zij een lateren onderzoeker, gelukkiger dan ik, van dienst kunnen zijn. In de sententie van den Grooten Raad te Mechelen van 21 Mei 1541, waarmede een vroegere uitspraak van den Geheimen Raad over de limietscheiding tusschen Gooiland en het Sticht bevestigd werd, wordt een „caarte authentycque" genoemd, waaruit de situatie van de Riddervenen, die zich uitstrekten tot aan de Drenschot in de buurt van de Vuursche en tot aan Over de Vecht, blijken zou3). Ook worden in datzelfde vonnis „de caarten ende figueren" vermeld, „gemaakt volgende den processe verbaal van den voorsz. oculair inspectie"4), waarmede het verslag van den raadsheer Nicolai bedoeld is. Een nieuwe kaart wordt genoemd in de sententie van den Vgl. daarover VAN DE WATER, a. w. I 123. In het zgn. Privilegieboekie in het archief van Stad en Lande van Gooiland te Hilversum bevindt zich op blz. 291 een ongedateerde, nog onuitgegeven opgave van dezen tijns, waarin het aandeel van Eemnes 29 Dortsche plakken bedraagt, terwijl dat in het stuk bij VAN DE WATER op 30 plakken wordt gesteld. De jongere afschriften in het Algemeen Rijksarchief, Grafelijk heid van Holland, Rekenkamer, no. 755 f, en in het archief der gemeente Naarden, no. C III 1, blz. 184, bevestigen de opgave van het Privilegieboekje. 2) S. MULLER Fz., Oorkondenboek van het Sticht Utrecht I (1925) 124, no. 126; L. PH. C. VAN DEN BERGH, Oorkondenboek van Holland en Zeeland II (1873) 167, no. 394. In de inleiding tot mijn uitgave der Middeleeuwsche Rechtsbronnen van Stad en Lande van Gooiland. 4) In het hs. staat „buyden wat toch wel een verschrijving voor „buyten", niet voor „bij den is. (Wellicht is: „buyden', verschrijving voor „buyten den". R. F.) FRUIN, a. w. III 157 vgg. 2) Dat Prof. FrUIN, a. w. III 155, dit gebied Eemnes noemt, waartegen de Heer BEEKMAN, in Nom. Geogr. Neerl. VI 23 n. 2, meent uitdrukkelijk te moeten opkomen, zal wel een lapsus zijn. 3) VAN DE Water, a. w. I 131 dit is mogelijk onze derde kaart. 4) Van de Water, a. w. I 135.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1932 | | pagina 41