140
opvattingen. In het eerste deel van dat opstel schetst hij de ont
wikkeling van het herkomstbeginsel achtereenvolgens in Frankrijk
en in Pruisen, en staat hij daarna lang stil bij ons land, waar het
herkomstbeginsel wel „het meest nauwgezet is doorgevoerd". Hij
toont dat uitvoerig met vele citaten uit de Duitsche vertaling van
de Handleiding aan, en wijst er vervolgens op, dat, behalve in andere
landen, ook in Denemarken en Zweden het „steisel van archief-
ordening, waarvan de Nederlandsche archivarissen de voogdij bezitten",
navolging heeft gevonden. Wat zijn eigen land betreft, geeft deze
omstandigheid den schrijver aanleiding in het tweede deel van
genoemd opstel verschillende bezwaren tegen het herkomstbeginsel te
uiten. De Berlijnsche archivaris Georo Winter, die in het Korrespon-
dentblatt van April/juni 1930 onder de titel: Archivordnungs
prinzipiën een uitvoerige beschouwing aan het artikel van Weibull
wijdt, noemt deze bezwaren een „überraschend wirkender grund-
satzlicher Angriff" tegen het herkomstbeginsel.
De zaak is zeer zeker van belang en, ook omdat het artikel van
Weibull in het Zweedsch is geschreven, hebben wij gemeend goed te
doen door, na de schriftelijke van den schrijver verkregen toestemming,
het bovenvermelde tweede deel in vertaling in ons blad op te
nemen.
Hier volgen dan de uiteenzettingen van onzen Zweedschen college:
„Mag nu de opvatting van deze Nederlanders over het rang
schikken van een archief zooals die in Zweden en het meerendeel
der andere landen wordt toegepast, in alle onderdeden als navolgens-
waard worden beschouwd en in de praktijk als het meest doelmatig?
Volgens het door de Franschen reeds kort na 1840 erkende en
door de Nederlanders als grondslag sterk op den voorgrond gebrachte
herkomstbeginsel, le respect des fonds, moet elk afzonderlijk archief
als een zelfstandig geheel worden beschouwd, zoodat stukken van
andere archieven hieronder niet mogen worden vermengd. Het lijdt
geen twijfel, of dit beginsel is en is geweest het ei van Columbus
voor het geheele archiefwezen, een landaanwinst van de grootste
beteekenis, dat tot groot nadeel langen tijd volkomen onbekend is
gebleven aan de kamergeleerden-archivarissen met bibliotheekscholing.
Als gelijkwaardig aan het herkomstbeginsel werd intusschen het be
ginsel opgesteld, dat de oorspronkelijke inrichting van een archief
bij de ordening als norm zal gelden, met alle gevolgen, welke hieruit
141
voortvloeien. Met recht schijnen hiertegen sterke bezwaren te moeten
worden ingebracht.
Het kan uit den aard van de zaak niet worden ontkend, dat de
oorspronkelijke inrichting van een archief in zekere mate en in groote
lijnen beslissend is voor het ordenen daarvan. Een volgens het serie
stelsel ingericht archief kan derhalve bezwaarlijk geheel worden ver
vormd volgens het dossierstelseleveneens moet het aan ieder moeilijk
vallen om in een ouder archief een doorgevoerd dossiersysteem te
veranderen in het seriesysteem, ook al zou dat mogelijk zijn. Maar
daarmee is het er nog ver vandaan, om als regel te doen gelden,
dat de werkzaamheden bij het ordenen van een archief in hoofdzaak
zullen moeten zijn van reconstrueerenden aard, en dat eerst in de
tweede plaats in aanmerking mag worden genomen het belang van
het historisch onderzoek.1)
Zelfs de motieven, die tot het opstellen van deze grondstellingen
hebben geleid de oorspronkelijke rangschikking als die welke het
best heeft beantwoord en nog beantwoordt aan de behoefte zijn
ternauwernood houdbaar. De toestand is meestal zóó, dat de ambte
naar van den beginne af de documenten slechts tezamen heeft gelegd
zonder weldoordacht stelsel, op de wijze, die het meest voor de
hand lag, alzoo zuiver chronologisch, langzamerhand in de volgorde
zooals zij waren ingekomen en afgegaan, misschien met een andere
kleinere onderindeeling, de brieven afzonderlijk, de stukken bij de
verschillende protocollen afzonderlijk enz. Machinaal hebben de opvol
gers op dezelfde wijze gehandeld, wellicht met een verdere onder
verdeeling. Zoo lang nu het werk van geringen omvang was en de
stukken weinig in aantal waren, kan dit stelsel misschien wel tot
tevredenheid hebben gewerkt. Zoodra echter de werkzaamheden ver
meerderden en de archiefstukken zich opstapelden, of wel deze voor
de behandeling van opdrachten moesten worden gebruikt, traden de
moeilijkheden aan het licht. Bij deze toegepaste archiefrangschikking
heeft de ambtenaar, hoezeer hij hiervan ook op de hoogte was,
Zeker mag hier niet ontbreken een woord van hartelijken dank aan den Heer
Dr. H. VAN NEDERVEEN, te 's-Gravenhage, die met de grootste welwillendheid de
zeker voor een buitenstaander niet gemakkelijke taak op zich nam om het Zweedsche
opstel in het Nederlandsch te vertalen.
De uitvoerige bewijsvoering voor deze stelling van de zijde van de Neder
landers (zie MULLER, FEITH en FrUIN, Handleiding par. 19, blz. 35 en 36) moet als
bijzonder zwak worden beschouwd. Hun argument voor de juistheid van de stelling is
gericht tegen de zonden van het oude systeem: het op onstelselmatige wijze uiteen
halen van stukken over een bepaald onderwerp uit één of meer series en het vermengen
van stukken uit verschillende archieven bij het groepeeren naar het onderwerp. Er
wordt gezegd, dat dit heeft plaats gehad bij het ordenen van de Fransche archief
depots, een bewering, die intusschen den uitgever van de Fransche oplage van het
boek aanleiding heeft gegeven tot de opmerking (blz. 43): 11 ne faudrait pas exagérer:
dans les archives départementales frangaises la plupart des documents sont classes
par fonds d' après leur provenance". Als verder argument voeren de Nederlanders
aan, dat bij de groepeering naar het onderwerp slechts de belangen van zekere
geschiedkundige onderzoekers worden gewaarborgd, terwijl andere worden geschaad.