193 alle in zijn tijd bereikbare archivalia over Gooiland onder de oogen blijkt gehad te hebben daaronder waren er ook, die thans verloren zijn en wiens détail-onderzoekingen ook voor ons nog van waarde zijn, wees reeds een nadere dateering aan Hortensius vertelt nl., dat bij de onderhandelingen over de grenzen tusschen Gooiland en Eemnes in 1526 de Stichtenaars een kaart meebrachten, die hij aldus beschrijft: „Haec ita parata erat, ut in ea paludum ordo contineretur. In radice monti Amorfortia ad ortum, Ultrajectum ad occasum cum finitimis agris sic depositum erat, ut hinc Vechta amnis, illinc Amisium in mare se effundens interiora vicorum, paludum oppidorumque utriusque nominis duobus quasi brachiis complecteretur" 2). Deze beschrijving achtte Perk toepasselijk op de ronde kaart van Gooiland, die dus ongeveer uit het jaar 1526 of iets ouder zou zijn. Zijn opvatting ver krijgt steun, als men op de kaart zelf gegevens zoekt, waarnaar men den terminus ante quem voor haar vervaardiging kan afleiden. Vooreerst staat het huis te Vreeland, dat in 1529 afgebroken is3), er nog in zijn volle glorie op, waarom de kaart niet jonger dan dat jaar kan zijn. Zelfs moet zij nog iets ouder zijn, omdat men aan den Biltschen straatweg een klooster Vrouwendale aangegeven vindt. Een klooster van dien naam heeft daar ter plaatse nooit bestaan. Bedoeld is Vredendaal. De vergissing is begrijpelijkerwijze gebeurd onder invloed van het naburig en op de kaart aangegeven Vrouwenklooster 4). Daar het klooster Vredendaal in April 1527 door de Gelderschen verbrand is, wijst het voorkomen ervan op onze kaart erop, dat die van vóór 1527 dagteekent. Wel is Vredendaal later weer opgebouwd het werd in 1585 door Staatsch krijgsvolk voor goed verwoest5) maar indien de ronde kaart na de eerste verwoesting ontstaan was, zou de herbouw van het klooster vóór 1529 (het jaar, waarin het huis te Vreeland verwoest werd en dus van de kaart had moeten verdwijnen) moeten plaats gehad hebben, wat wel zeer kort dag zou geweest zijn. Opmerking verdient, dat het klooster dan ook niet voorkomt op Perk op Hortensius, 244. 2) L. HORTENSIUS, Secessionum civflium Ultraiectinarum Libri VII (1642) 61 j interpunctie van mij. Ook in het tweede verslag van PlETER AELMANSZOON, dat uit het begin van Februari 1526 dateert, is er sprake van, dat de Stichtenaars een kaart, mogelijk dezelfde, meebrengen. 3) A. MATTHAEUS, De Jure Gladu 616899 293 vgg.; Hedendaagsche Historie of Tegenwoordige Staat van Utrecht II (1772) 138. 4) Een andere verschrijving is: „De Brabantsche Wech" bij Maartensdijk. In het derde verslag van PlETER AELMANSZOON is sprake van de Brabantsche Wijck, waarmede uitdrukkelijk een water in het veen aldaar bedoeld wordt. De kaart duidt ook een water aan. 5) Van der Aa, a. w. XI (1848) 896.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1932 | | pagina 34