190 liggen: het eerste zou ongeveer evenver van de stad verwijderd zijn als de Weer, het andere zou evenver van den „Eemmont" als van Utrecht liggen. Wel zijn de punten, die op dezelfde breedte liggen, op één lijn gehouden. Ter verduidelijking van de situatie der afgebeelde streek mag het misschien den tijdgenoot van dienst geweest zijn, voor ons is het in dat opzicht waardeloos, al stelt het ons voor de eerste maal het probleem van de hofstede van Elten, waarop zoo dadelijk terug te komen zal zijn. Zijn beteekenis ontleent het aan de omstan digheid, dat het de oudst bekende inheemsche poging is om eenig deel van Nederland in kaart te brengen Het is nog aanzienlijk ouder dan het schetsje van de omstreken van Gouda van 1498, dat tot dusver daarvoor gold 2). De hofstede van Elten! Wie zich ook maar oppervlakkig met Gooische zaken bezig hield, heeft haar aangetroffen. Telkens wordt zij genoemd als bepaling van de grensscheiding tusschen Gooiland en het Sticht. Zoo wordt zij om met één voorbeeld uit vele te volstaan vermeld in de Informatie, door den rentmeester-generaal van Kennemerland en Gooiland Jacob Jacobszoon in 1502 over de grenzen van Gooiland gedaan: „de abdisse van Eltens hofstede" of „mijn vrou van Eltens hoffstede" 3). Dat hetgeen betrouwbare limietbepa ling was, blijkt uit de bewoording der zoo juist besproken relatie van 1472 en uit de legenda van het bijbehoorende schetskaartje. Dat de Hollanders bij het nagaan der grenzen in de venen de hofstede niet konden vinden, behoeft geen verwondering te wekken. In een ongedateerd processtuk, dat door den procureur van bisschop David van Bourgondië als weerlegging van den eisch Van den procureur van hertog Karel den Stouten vermoedelijk in hetzelfde jaar 1472 aan de arbiters inzake de grensscheiding van het Sticht en Holland bij Loosdrecht is over geleverd, wordt bij de bespreking van de vraag, of de graaf van Holland als heer van Gooiland gezag over de hofstede van Elten gehad heeft, de beperking gemaakt„si tale sit aut reperiri possit domistadium abbatisse de Elten 4). Men verkeerde dus in het onzekere omtrent de ligging der hofstede en verwarde haar blijkbaar met andere 191 huizingen. Hoezeer de meeningen op dit punt tegenstrijdig waren, blijkt uit het derde vervolg van Pieter Aelmanszoon, als hij verhaalt, hoe hij in het klooster Selwerd bij zijn landgenoot Giisbert Lap, die, vroeger monnik te Oostbroek bij Utrecht, thans zijn dagen in het Groningsche convent sleet, over allerlei zaken, die hem in verband met zijn onderzoek naar de Gooische grenskwesties belang inboe zemden, zijn licht trachtte op te steken. Ik moge hem zelf laten spreken. „Soe vraechde ickhoe comen die van Oestbroeck an de eygendom van de Steenen Camer, diewelk geseyt wart, dat van olts is geweest die hofftstede van de abdissa van Elten? Lapp antwor(de): die Steenen Camer en is die rechte hofftstede nyet van Elten, mer die staet oeck opt selve goet, daer die rechte hofftstede van Elten op staet. Want die rechte hofftstede van Elten zoe ick houde ende gevoelen kan - moet geweest zijn die grote hofftstede, die rontsomme begraven is geweest mit grote grafften, als men noch sien mach, al zijn die graven nu droge off toe bewassen. Ende dair heefft een groet huys bynnen opp gestaen, dair men oeck noch ter tijt het fondament off sien ende in de aerde vynden mach. Ick vraechde: waer Ieyt dese hoffttede? Lapp antwoirde: die hofftstede Ieyt tus schen Adriaen Ghiisbertszoen, die aen de Steenstraet woent bij den convent Vreendael, ende Albert van Kuyl, dair hij opp woent; tus schen den twe hoir woensteden zoe Ieyt die voirs. hofftstede van Elten; mer aldernaest soe Ieyt se den huysinge ende hofftstede, dair Albert van Kuyl op woent, want hardt bij dat huys is der abdissen hofftstede gelegen. Ende die voirs. Camer, dair ghij van segt, ende oeck Adriaen Ghijsbertszoens hofftstede, bij tconvent van Vreendael an die Steenstraet gelegen, leggen al opt selffde goet, te verstaen alsoe, van Adriaen Ghijsbertszoens off van der Steenstraet offt gaende tot an de abdissen hofftste ende van de abdissen hofftstede, zoe zijt ghij hardt bij Albert van Kuylen hofftstede. Ende van Albert van Kuylen hofftstede offte huysinge off rayende recht op Goyerbosch ende zoe voort gaende, zoe coempt ghij an de Steenen Camer. Ende alle dese voirs. woeningen ende hoffsteden zijn gelegen upt selffde goet onder een heerlickheyt, dat bij ons te Oostbroeck genaempt wart het goet off die heerlickheyt Over die Vecht Aan deze zijde der Zuiderzee teruggekeerd, ging Pieter Aelmanszoon de waarheid van deze inlich tingen ter plaatse onderzoeken en leverde daarvan het volgende ver slag „TUtrecht den Wittevrouwenpoort uuytgaende den Steenstraet langes tottet convent van Vreendael toe, soe Ieyt Vreendael an de zuytsijde van denselven Steenstraet. Ende van tvoirs. convent den Steenstraet voirt oestwart opgaende omtrent IIIC treden, zoe Ieyt aldair te slinckerhant off an de noortsijde van den straet het huys Het kaartje van de Maasstreek uit het jaar 1357, door den Heer HULSHOF in een Parijschen codex ontdekt, dat tot nog toe de oudst bekende Middeleeuwsche grafische voorstelling van eenig deel van Nederland is, kan hier buiten beschouwing blijven daar het van Franschen oorsprong is, al was de maker opvallend goed van de plaatselijke toestanden op de hoogte. Vgl. A. HULSHOF, Verslag van een onderzoek {e. I T'75 n,^' H^nd^chriften en Boeiden, belangrijk voor de geschiedenis van Nederland (1912) 7, 83 vgg. Vgl. R. D. BAART DE la Faille, Hollandsche kaa rtmakers en land meters in de 16e eeuw, in: Ned. Archievenblad XXXII (1924-1925) 9, noot 1. 3) M. Z. BOXHORNIUS, Toneel ofte BeschrljvingeIvan Hollandt (1634) 326 vgg. 4) Rijksarchief in Utrecht, Staten-archief, no. 8 (reg. no. 65).

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1932 | | pagina 32