182 Afbeelding II hiernevens. Deze kast, welke in 1892 naar het gemeentelijk archiefdepot is overgebracht bevat drie verticale rijen elk van vijftien laden, de eerste rij genummerd van beneden naar boven, de tweede van boven naar beneden en de derde wederom van beneden naar boven 2). Daarvan zijn die met de nummers één tot en met dertig bijna alle met een of meer, soms zeer geschonden, strookjes parkament voorzien, Zie Afbeelding III hiernevens. Op deze strookjes, welke nog nimmer de aandacht hebben getrokken, is de oorspronkelijke inhoud der laden aangeteekend. Het opschrift op de zevende lade luidt: „Een bryef van mynen genadigen heere dat wy omme des branden willen X jaren lang bede vry ende composicii vry geweest zijn." Hiermede is het privilege van 25 Juli 1452 van Philips den Goeden bedoeld, waarbij hij Amsterdam, dat in den nacht van den 24en Mei van dat jaar voor drie vierde gedeelte was verbrand, vrij verklaarde van een tienjarige bede bedragende 3000 klinkaarts 's jaars. Deze hertog leefde dus blijkbaar nog toen dit opschrift werd gemaakt, immers ook in het opschrift 'op de derde lade staat „mynen genadigen heere", waar onder door een iets latere hand na des hertogs dood ter verduide lijking is geschreven „hertog Philips". Uit de slotwoorden van het boven aangehaalde opschrift volgt dat het na 1462 moet zijn aan gebracht. Het ontstaan van dit opschrift ligt dus tusschen de jaren 1462 en 1467, het jaar van Philips, dood. Aangezien alle opschriften door dezelfde hand zijn geschreven en in geen enkele van een jonger privilege sprake is dan in dat op de zevende lade, mogen we aan nemen, dat alle opschriften in dien tijd zijn vervaardigd, hetgeen bewijst dat de charterkast zelf ook uit dien tijd of wellicht van nog iets vroeger moet dateeren. De samenstellers van de „Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten voor geschiedenis en kunst" schatten haar in elk geval veel te jong, door haar ontstaan op stijIcritische gronden pas in den aanvang der 16e eeuw te stellen. Toen in het laatste deeennium der 14e eeuw het stadsbestuur zich in verband met de groeiende administratie een raadhuis had laten bouwen3) en het raadplegen dezer van oudsher in de Oude kerk bewaarde privilegeverzameling menigvuldiger en dus tijdroovender werd, besloot men in 1413 tot het aanleggen van een privilegeboek, dat ter secretarie bewaard zou blijven. De privileges uit de Oude kerk werden daarin chronologisch afgeschreven, hetgeen er voor pleit Ambtelijke correspondentie v. d. archivaris, dossier llzeren Kapel. 2De laden genummerd 16 30 waren oorspronkelijk door een, thans verdwenen, tusschenschotje over de breedte in twee vakken verdeeld en de laden 31 —45 bovendien nog door een schotje over de lengte in vier vakken. 3) 28e Jaarboek Amstelodamum (1931) bldz. 13 e.v. (Steendruk 1848) Afb. 2. Inte rieur van de tusschen 1482 en 1506 gebouwde IJzeren Kapel. Links de ijzeren deur naar buiten opengeslagen en rechts de houten deur naar binnen open geslagen. Op den achtergrond in de nis de reeds van pl.m. 1465 dateerende charterkast. De deur er van is naar beneden opengeslagen en rust met haar boveneinde op den ijzeren poot zoodat ze als tafel is te gebruiken. Het raampje links, waarvan het houten luik openstaat, ziet uit op het Oudekerksplein.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1932 | | pagina 25