174 Door hierin te berusten heeft de Vereeniging aan de commissie de gelegenheid gegeven om onder het hoofd „Verdere beschrijvings maatregelen" te decreteeren, wat met geen mogelijkheid uit het hoofdbeginsel valt af te leiden, er zelfs volkamen tegen strijdt. Uit de mededeeling van het jongste commissielid blijkt thans, dat de bewuste, schoon onuitgesproken bedoeling van 72 en vol gende der Handleiding geweest is den archivarissen onwetenschap pelijk werk op te leggen. Dit is niet te verdedigen. Het aangevoerde is nauwelijks een verontschuldiging. Het gebeurde is zelfs alleen te begrijpen door aan te nemen, dat de commissieleden wel het hoofd beginsel der archiefleer hadden erkend, maar dat dit nog niet vol komen in hen leefde. Dit moet het antwoord zijn waarnaar ik heb gezocht2). Voor het jongste lid is dit thans bewezen; voor het oudste is het niet in dezelfde mate aangetoond. De hoofdzaak is, dat aan de afdwaling een eind komt. Niet om drukkosten te vermijden; wanneer de juiste archiefleer ons zeker werk oplegt, hebben wij dit te verrichten, ook al zou het publiek het resul taat alleen in handschrift kunnen raadplegen. Maar ons werk moet wetenschappelijk zijn, moet worden verricht naar de methode, die elders met recht genoemd is de „metodo storico". K. HEERINGA. De aan Nederland gebleven bescheiden van de etablis sementen in Voor-Indië. In het jaar 1863 heeft een hoeveelheid archiefbescheiden, welke onder de Indische regeering te Batavia hadden berust, een plaats ge vonden op het Rijksarchief te 's-Gravenhage. De oorspronkelijke opzet was geweest het archief van de Nederlandsche factorij in Japan tot c. 1842, hetwelk van Decima naar Batavia was getransporteerd, op het Rijksarchief onder te brengen. Bij de uitvoering van dit voornemen is men echter verder gegaan: op last van den Gouverneur-Generaal zijn bij deze gelegenheid tevens uit Batavia overgezonden„al die oude documenten, welke in het archief ter Algemeene Secretarie aan wezig zijn en betrekking hebben op Formosa, China, Bengalen, Coro- mandel, Malabar, Ceylon, Perzië en Kaap de Goede Hoop". Op het Rijksarchief te 's-Gravenhage zijn destijds de uit Indië ontvangen archivalia geplaatst bij het zoogenaamde Koloniale archief. In het jaar 1893 heeft de adjunct-archivaris Mr. Heeres van de zending 175 een voorloopige beschrijving vervaardigd, ingedeeld volgens de bezit tingen, waarop de stukken betrekking hebben; blijkens deze beschrij ving betreffen de stukken voornamelijkChina, Voor-Indië (Bengalen, Kust van Coromandel en van Madura, Kust van Malabar, Soeratte), Ceylon en Kaap de Goede Hoop. Daarbij valt het op, dat tot de overgebrachte archivalia niet die betreffende Malakka behooren. Van de verzameling bescheiden betreffende Voor-Indië is het grootste gedeelte afkomstig uit het archief der Hooge Regeering te Batavia; het geringe, overige, gedeelte heeft behoord tot de archieven der Nederlandsche Bezittingen in Voor-Indië, die krachtens het tractaat van Londen van 17 Maart 1824 (het zoogenaamde Sumatra-tractaat) in het jaar 1825 aan Engeland zijn overgegaan. Het tractaat bevatte in artikel 8 de bepaling, dat de Koning der Nederlanden aan de Groot-Brittanische Majesteit afstond al zijne etablissementen op het Vaste Land van Indië. Daar de bezittingen ter kuste van Malabar (Cochin en onderhoorigheden) reeds krachtens het Londensch tractaat van Augustus 1814 aan Engeland waren ge komen, bestond het Nederlandsch bezit in Voor-Indië uit de factorijen in Bengalen, op de Kust van Coromandel en van Madura, en te Soeratte. Tot het verrichten van de overgave der territoriën in Voor-Indië benoemde de Hooge Regeering te Batavia 6 Februari 1825 als com missarissen: den resident van Chinsurah aan de Houghly (Bengalen); het opperhoofd ter kust van Coromandel en van Madura, gevestigd in de hoofdplaats Sadras; en den resident van Soeratte. De voor elk dezer commissarissen vastgestelde instructiën hielden ten aanzien van de archieven de volgende bepalingen in: „Hij is geautoriseerd van aan de Britsche gecommitteerden over te geven (voor den commissaris te Sadras is hier bijgevoegd: en op de onderscheiden kantoren te doen overgeven) alle archieven, plans en kaarten met al hetgeen tot de administratie behoort, met uitzon dering echter van het secreet verbaal en archief en van zoodanige papieren, als noodig zijn tot de verantwoording van comptabele amb tenaren of tot de examinatie dier verantwoordingen, alle welke stukken herwaarts zullen worden opgezonden". Over de wijze, waarop aan dit voorschrift uitvoering is gegeven, komen mededeelingen voor in de uit Indië naar het Rijksarchief te 's-Gravenhage overgebrachte archivalia. Eveneens bevinden zich ge gevens in de archieven, bewaard in Azië, namelijk in die aanwezig in Britsch-Indië en op het Landsarcfnef te Batavia. Van deze in Azië Hiervoor, blz. 109. 2) Ned. Archievenblad, 1929—1930, blz. 165. A. R. A. kolon. arch. 11615 (Inv. HEERES 40/998 e) en kolon. arch. 11629 (Inv. Heeres 40/1016 r).

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1932 | | pagina 20