168
169
Wellicht is het heerlijk enthousiasme van Professor Blok niet
vreemd geweest aan deze gedachte; in zijn verslag van zijn Parijsche2)
reis spreekt hij over een prachtige verzameling kaarten in het Ministère
de la Marine, en roemt in de Archives Nationales het Musée, in eenige
zalen tentoongesteld. In het verslag 1901 van de Italiaansche reis
vermeldt hij dergelijke musea niet; in 1910 vermeldt L'Ordinamento3)
er verscheidene, en blijkbaar heeft men in eenige de fraaiste kaarten
ook niet vergeten.
plaats in gemeentearchieven met een belangrijken topografischen en
historischen atlas, daarnaast in enkele Rijksarchieven ook met een
zelfden atlas, of wel met een belangrijken kaartenschat zooals Den
Haag, een speciale ruimte aan te wijzen met een drieledig doel?
Deze ruimte mag dan niet in het dienstgebouw een plaats vinden,
maar in of annex aan het brandvrije magazijn; zij moet tevens zeer
voldoende daglicht ontvangen, en daarnaast een uitstekende kunst
verlichting. In die ruimte moeten kaarten en platen worden geborgen,
tevens tentoongesteld kunnen worden en er moet gelegenheid bestaan
voor voordrachten ter toelichting van het tentoongestelde. Wellicht
zal men dit een hersenschim achten, een schaap met vijf pooten,
wellicht een onding. Natuurlijk had ik ook liever een apart magazijn
er voor, en een aparte tentoonstellingszaal, tevens voordrachtenzaal
maar de tijden zijn niet gunstig en men moet roeien met de riemen
die men heeft: dat geschiedt onder gunstige omstandigheden in het
gemeentearchief in Den Haag ik noemde dit dan ook ideaal.
Wat de overige gemeentearchieven betreft, roeien die inderdaad
met de hun toevertrouwde riemen of de tentoonstellingen met voor
drachten worden geopend, weet ik niet; ik lees zoo af en toe het
wel eens in de courant, als ik 't wel heb tenminste; in elk geval is
dat blijkbaar niet meer Amerikaansch. Wat de tentoonstellingsruimten
betreft noemde ik reeds enkele; de hoogste zal wel in Utrecht zijn
geweest, waar ik in 1921 in den Domtoren er een bezocht. Aan
gezien in verschillende steden een nauwe band bestaat tusschen
archief en museum, dient het laatste gewoonlijk voor archieftentoon
stellingen. Niet ieder is zoo gelukkig als collega Dresch te Alkmaar,
beide is één gebouw onder zijn beheer te hebben,
Wat de Rijksarchieven betreft, is het denkbeeld van tentoon
stellen helaas op den achtergrond geraakt na een veelbelovend begin.
Bij mijn eerste bezoek aan het Algemeen Rijksarchief toonde onze
helaas overleden vriend Mr. P. G. Bos mij de prachtige verzameling
charters, verdragen met Turksche of Indische vorsten en zegels, en
kwam het vredesverdrag van Munster uit zijn veiligen schuilhoek te
voorschijn, alles in de nog bestaande Tentoonstellingszaal. Professor Fruin
heeft kort na zijn optreden ingezien dat het zonderling aandeed, dat
het magazijn gescheiden was van het dienstgebouw, en de toegang
van zware ijzeren deuren was voorzien, maar de kostbaarste schatten
in het dienstgebouw werden bewaard in een kamer afgesloten met
een glazen deur. De schatten zijn dan ook naar het veilige magazijn
overgebracht. Men denke niet, dat Professor Fruin niet gevoelde
Verslagen 1912 blz. 14: wellicht was gebrek aan bureauruimte de voornaamste
reden van opheffing; vgl. N. Archievenblad 1914/15 blz. 41.
voor het tentoonstellen van zijn schatten, want ongeveer 10 jaar
vroeger waren in Zeeland onder zijn bewind toonkasten aangeschaft,
tevens tot berging van kaarten, welke toonkasten bestemd waren
tot berging van merkwaardige handschriften, zegels, banden en
stempels. In dien tijd ook bezat het Rijksarchief te Groningen in het
magazijn, bij een der ramen, vitrines met de fraaiste oorkonden: in
het archief van Mr. Feith behoefde dit waarlijk niet te verwonderen.
Men ziet, het denkbeeld is niet bepaald gloednieuw. Of in een dier
archieven ook oude kaarten waren tentoongesteld, herinner ik me
niet, althans niet in de vitrines. Wel vond en vindt men nog in de
meeste archieven fraaie stukken aan den wand, en kunnen de
bezoekers op die wijze een indruk krijgen van de schatten op dat
gebied, maar in den regel zijn dit alleen de gedrukte kaarten.
Zelf genoot ik bijzonder in het groote Public Record Office te
Londen, in het speciale museum, één flinke zaal geheel gevuld; ook
daar lagen blijkbaar enkele merkwaardige kaarten, al herinner ik ze mij
niet meer. 4) Dit alles is alweder lang geleden, maar Professor Fruin
deelt in een bespreking over Belgische archieven5) onlangs mede,
dat ook daar thans tentoonstellingszalen voorkomen, soms tot popu
laire voordrachten over het archiefwezen gebruikt. Inderdaad, het
staat er met zooveel woorden. Maar wie zou in België ook gebrek
aan sympathie voor het denkbeeld van tentoonstellen kunnen vreezen,
waar reeds in 1910 de geleerde bibliothecaris Père VAN den Gheyn S. J.
een woord van warme aanbeveling schreef, en uitsprak op het Brussel-
sche congres over het tentoonstellen van handschriften in de biblio-
Verslagen 1903 blz. 149; vgl. over dit depot ook N. Archievenblad 1912/13
blz. 119 v. d. E. WlERSUM.
2) 1897 blz. 39; 41 49; 54 over de aldaar tentoongestelde zegels vgl. mijn
bespreking van het boekje van Coulon N. Archievenblad 1919/20 blz. 216 v.
3) blz. 93 Venetië, tijdens congres 1907; 138 Reggio Emilia, 145 Florence, 169
Lucca, 201 Siena, met de beroemde miniaturen, 235 Rome 252 Napels, 304 Palermo.
4) Catalogue of manuscripts in the Public Record Office 6the ed. 1909, no.
67 plaats van den moord op DaRNLEY 1567; no. 73 Ierland 1567; no. 132 gedeelte
van de Hudson Rivier 1700 door W. W. ROMER uit Den Haag.
5) /V. Archievenblad 1931 /32 blz. 82 v.