162 kon niet in verband met de globale beschrijving van het reusachtige geheel. Voor ons uitstapje deelde ik reeds mede, dat Dresden met zijn speciale zaal zeer voorlijk is geweest. Onze collega B. deelt aan het slot van zijn artikel nog eenige litteratuur over dit onderwerp mede, speciaal over Duitschland en Oostenrijk, maar is niet best te spreken, dat er zoo weinig is te vinden. Inderdaad ben ik tot vrijwel dezelfde resultaten gekomen, en blijkt B. niet te overdrijven. Hij hoopt, dat de kaarten niet langer „Stiefkinder der Archive, mit der Zeit viel- leicht noch Schoszkinder werden". Ik hoop hier spoedig op terug te komen bij de bespreking van waarde en gebruik der oude kaarten; voorloopig is de materieele verzorging nog aan de orde. 2) Een gelukkige omstandigheid is het geweest, dat de geweldige massa kaarten te Dresden ook the right man on the right place heeft gevonden. Collega B. is blijkbaar opgegroeid met de bewerking van dit groote materiaal door hem berekend op 25000 stuks. Dresden schijnt wel zeer rijk te zijn, maar Berlijn met 17000, Miinchen met ruim 15000, Breslau en Dantzig met 10000 mogen er ook zijn. Nu ontbreekt echter een goede maatstaf van vergelijking met elkaar en dus ook met Nederland, omdat er volgens B. groot verschil is tusschen nummers en bladen; in de meeste gevallen is van alles er bij „Ansichten, Bildnisse, Zeichnungen" enz. Begrijp ik deze enkele woorden goed, dan doet mij dit denken aan onze eigen topografische atlassenwanneer hij spreekt over stamboomen, wapenkaarten, dan doet dit denken aan onze historische atlassen, die gewoonlijk een onderdeel van de topografische uitmaken. „Kunstblatter soweit sie nicht ortsgeschichtlicher Art sind" moeten er ook uit verwijderd worden; ik geloof, dat niemand onzer daartegen zal zijn. Het is geen wonder, dat de bekende archivaris Striedinger dan ook noodig vond, een scheiding tusschen „Archiv"- en „Bibliotheksgut te maken.3) Bij de bespreking over de inventariseering denk ik hierop terug 163 te komen: de eigenaardige Duitsche toestanden vertoonen hier en daar afwijkingen met de onze, maar kunnen juist ons tot leering en waarschuwing dienen. Het is vrijwel van het begin een uitstekende gewoonte van de redaktie van ons blad geweest, om een beschrijving te doen geven, wanneer ergens in ons land een nieuw depót was ingericht, een enkele maal zelfs daarbuiten, zooals we bij Antwerpen zagen. Wij kunnen dus aan de hand dier beschrijvingen opmerken, in hoeverre ons land met zijn tijd is meegegaan. Leiden1), Haarlem2) en Leeuwarden3) brengen geen nieuws. Het gebouw te Rotterdam 4) is met groote zorg, na veel studie in binnen- en buitenland, gezet, en heeft dan ook meermalen de aandacht ge trokken, ook van buitenlanders5). Hier bevindt zich een groote charterkamer, om charters en atlassen te bergen; langs de wanden kasten voor 160 portefeuilledoozen van gewoon, voor 40 van buiten gewoon formaat. In het midden een ruime vitrinekast, waarin charters en zegels tentoongesteld zijndaaronder kasten met ondiepe laden voor het bergen der charters. Misschien dat onze Dresdensche collega bezwaar heeft, atlassen in een oorkondenzaal te bergenpersoonlijk ben ik daar niet tegen, wanneer het getal te klein is, om ze in een afzonderlijk vertrek te brengen. Ik vermoed, dat die portefeulledoozen wel gediend hebben voor den topografischen-historischen atlas. Hoe hoog die wandkasten zijn, vind ik niet vermeld. Wij zijn hier in een gemeentearchief, een dier gelukkige inrich tingen, waar naast de archieven topografische en historische atlassen zijn aangelegd, wat in Nederland in vele, zoo niet de meeste Rijks depóts niet het geval is. In depóts, waar wel zulke atlassen zich bevinden, treedt de topografie als vanzelf op den voorgrond, vordert voortdurend de aandacht van het personeel, zoodat het vanzelf spreekt, dat in de eerste plaats de aandacht naar kaarten uitgaat. Ik behoef slechts naar mijn artikel over Brussel te verwijzen, om te laten zien, van welke atlassen wij reeds inventarissen of catalogi bezitten; en in al die inventarissen spelen de kaarten een belangrijke rol. In die inrichtingen sprak het vanzelf, dat ook voor de bewaring van kaarten zorg werd besteed. Alleen moet ik maar dadelijk op P. P. OSZWALD Das Deutsche Reichsarchiv. N. Archievenblad 1925/26 blz. 26 v. blz. 32: A. X. Kartenarchiv. Kriegskarten, Karten der Volksabstim- mungen nach dem Versailier Vertrag u.s.w. Vgl. over dat reusachtige archief de aan kondiging door Prof. FrUIN van E. MüSEBECK'S beschrijving N. Archievenblad 1924/25 blz. 156 v. Over de afdeeling kaarten in het stadsarchief te Lüneburg vgl. N. Archieven blad 1916/17 blz. 105. 2) In dit verband wijs ik op de woorden van een jong Duitsch geleerde: „Man gewinnt den Eindruck, dass man in vielen Fallen diesen alteren Kartenbestanden etwas ratios gegenübersteht. Sie werden daher nicht immer so ausgenutzt und verwertet, wie es im Interesse historischer und geographischer Studiën bij deren verfeinerter Me thode dringend notwendig ist." H. DöRRIES Studiën zur alteren bremischen Kartographie. I Bremisches /ahrbuch 1928 blz. 335 57, speciaal blz. 336.) 3) I. Striedinger. Was ist A rchiv- was Bibliotheksgut? Archi valische Zeitschrift 1927. S. 151—63. N. Archievenblad 1896/7 blz. 57 v. d. Ch. M. DOZY. 2) 1898/9 blz. 31 V. d. C. 1. Gonnet 3) 1898/9 blz. 64 v. d. L. BERNS; hier is sprake van een lokaal dat dient voor bewaarplaats van handschriften, kaarten en plaatwerken der bibliotheek. Op deze aardige verzameling kom ik later terug. 4) N. Archievenblad 1900/1, blz. 35, v. d. j. H. W. UNGER. 5) N. Archievenblad 1912/13 blz. 49 haalt Mej. MOQUETTE met ingenomenheid het oordeel aan van de Engelsche commissie; vgl. ook PAGLIAI blz. 14/15.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1932 | | pagina 14