160 van collega Heeringa evenmin worden wij door onzen collega H. wijzer in zijn artikelen over Amerika2) of Oost-Europa3) over ons speciale vraagstuk. En wanneer hij jaren later stemmen uit het buiten land doet spreken, behandelt hij meer inventarisatie en beheer, maar laat ons over kaartenverzorging in het duister4). Niet beter vergaat het den lezer van Graham Botha's rapport over een reis door Europa, Amerika en Canada, waar dus niet sprake kan zijn van een beperkten blik; of de Dresdensche inrichting, die toen reeds bestond, niet is bezocht, of wel niet waardig gekeurd werd, speciaal besproken te worden, moet ik in het midden laten.5) Noemde ik meermalen onze zuidelijke naburen voor ons met negatief resultaat, de jongste bespreking door Professor Fruin van de regeeringspublicatie over de jaren 1919 tot 1930 helpt in dit opzicht ook niet, al kom ik er straks op terug;6) over Brussel zelf verwijs ik naar mijn vorig opstel. Op het eerste gezicht meende ik, dat de vele opstellen, die Madame Lubimenko in ons blad aan de Russische archieven wijdde, ook weer een negatief resultaat zouden opleveren; maar in het nieuwe Russische archivalisch tijdschrift diept zij voor ons een artikel op van H. J. ViCHNEVSKY over inventaires topographiques; 7) ik zou zoo zeggen dat riekt wel wat naar ons onderwerp; meer dan den titel geeft zij niet, wij mogen raden hoe de zaken daar staan of niet staan. Men kan ons orgaan moeilijk verwijten, dat het bekrompen nationaal is; vrijwel „aus allen Herren Lander" worden ons overzichten aan geboden, hetzij door autoriteiten uit die landen zelf, hetzij door be sprekingen van onze eigen leden of ook wel niet-leden over buiten- landsche archieven door hen bezocht, of over vreemde publicaties. Eigenlijk worden wij er niet wijzer door, en blijven kaarten vrijwel buiten den gezichtskring. Ik wijs hier met nadruk op dit feit, en geef 161 de verschillende recensenten, speciaal van buitenlandsche publicaties, ernstig in overweging, op dit punt nog eens extra te letten. Om een voorbeeld te noemen reeds in de dagen voor en tijdens het Brusselsche congres bestond er groote toenadering tusschen de Italiaansche en Hollandsche collega s; wellicht is het daaraan te danken, dat sedert dien tijd speciaal de Italiaansche publicaties zeer regelmatig in ons blad worden besproken; over kaarten kan ik in die besprekingen niets vinden. En toch is het alsof men in L'Orclinamento de kaarten ruikt; voortdurend is daar in de verschillende staats archieven sprake van archieven van openbare werken, van kadaster, van een topografische inrichting en van landmeterswerkzaamheden; in de toonzalen liggen ook atlassen en zeekaarten uitgestald; ja in Rome in het staatsarchief, dat destijds reeds 67 K.M. planklengte besloeg,is een speciale afdeeling VII ingericht voor kaarten. Maar over de inrichting dier afdeeling worden wij ook weer niet wijzer. Moet ik nu aannemen, dat 20 jaar lang alle publicaties zwijgen over kaarten, of is dit zoo weinig, dat onze verslaggevers het niet de moeite van het vermelden waard vinden? Ik had gehoopt, dat Dr. Wieder, die met zoo groot succes Spanje3), Duitschland4) en Italië5) bereisd heeft, speciaal om oud-Nederlandsche kaarten te vinden, ons over de inrichting der archieven veel zou mededeelen. Maar over het algemeen heeft onze speurder zich bepaald tot de gedrukte kaarten in de bibliotheken bewaard. Voor Italië helpt hij niet in zijn kort verslag, maar evenmin in zijn uitvoerig opwekkend reisbericht over Spanje; over de inrichting van speciale kaartenkamers in de archieven in Spanje zoek ik tevergeefs bij hem; inderdaad, wel zeer terecht zegt hij in dat kostelijke reisbericht, dat „de ge schiedenis der cartographie een nog jeugdige wetenschap is". Na ons uitstapje door het archivalische wereldruim komen we met vrijwel ledige handen in Duitschland terug, en zien we, dat het groote nieuwe archief voor het geheele Duitsche Rijk te Potsdam, evenals we dat in Rome zagen, een speciale afdeeling voor kaarten bezit, vooral van oorlogskaarten, in verband met de bestemming van dit archief; een beschrijving van deze afdeeling wordt niet gegeven, N. Archievenblad 1913/14 blz. 147 v. N. Archievenblad 1913/14 blz. 155 v. Of de crisis ook een einde heeft gemaakt aan de grootsche plannen voor een archiefgebouw te Washington „which will, it is believed result in an archive building of which we shall all be proud"? Am h,st rev,ew 1929 blz. 456; Index generalis Paris 1932. bevat niets over een archief te Washington, wel over de aan kaarten zoo rijke Library of Congress. 3) N. Archievenblad 1916/17 blz. 47 v. 1917/18 blz. 226 v. 4) N. Archievenblad 1928/29 blz. 179 v. r\- w 9RAoAM ^OTHAi Verslag van 'n bezoek aan verskeie argiewe in Europa t 6 V3n Amerika' en Kanada. Pretoria 1921. Zie N. Archievenblad ly2o/27, blz. 167 vlg. u Ci' Yu Archie venblad 1931/32 blz. 82 v.; vgl. over België ook de besprekingen van marvai u7' Archievenb/ad 1920/22 blz. 66 v.; 1922/23 blz. 158 v.; 1929/30 blz. 124 v.; lyoU/oi blz. IOu v. voor ons ook niets opleverend. 7) N. Archievenblad 1927/28, blz. 121. L'Ordinamento 1910 blz. 145 Florence, 252 Napels; blz. 224 Rome, Vlle afdeeling. 2) II funzionamento 1912 blz. 16. 3) Nederlandsche historische geographische documenten inopanje. Uitkomsten van twee maanden onderzoek. Meteen inleiding tot de studie der Oud-Nederlandsche cartographie ,„1 3 1 ,1915' °verdrul< uit T.K.N.A.G. 1914/15; besproken N. Archievenblad 1914/15 blz. 90; 161; 1915/16 blz. 143; 1917/18 blz. 244 door K. H. T.K.N.A.G. 1916 blz. 540 v; over Nederlandsche kaartenmusea in Duitsch land T.K.N.A.G. 1919 blz. 1 v. 5) Oude kaarten in Italië. T.K.N.A.G. 1923 blz. 397 v.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1932 | | pagina 13