84 archieven uitbreiding en gedeeltelijk verplaatsing hebben ondergaan, of dat er verbouwingen in voorbereiding zijn, zoo het Algemeen Rijksarchief zelf en de provinciale archieven te Arlon, te Luik, te Bergen en te Namen. Overal is de inventariseering der archieven ijverig voortgezet; maar de groote massa's archivaliën, voor een belangrijk deel ook van plaatselijken aard, die telkens naar de Rijks depóts worden overgebracht, geven den archiefambtenaren nog genoeg te doen. Aan vele archieven zijn tentoonstellingszalen verbonden, die vaak door de leerlingen van scholen onder geleide worden be zocht. Somtijds worden die „toonzalen" ook tot het houden van populaire voordrachten over het archiefwezen gebruikt. Voor de werkzaamheden, aan de Belgische archieven in de laatste elf jaren verricht, leggen deze rapporten een schitterend getuigenis af. R. F. Travaux du cours pratique d'Archivéconomie, donné pendant les années 1920- 1925 par Joseph Cuvelier, archiviste général du Royaame, 1926. Nadat in 1895 een examen was ingesteld voor hen, die eene wetenschappelijke loopbaan bij het Belgische archiefwezen wilden volgen, bleek al spoedig de behoefte om voor de candidaat-archivisten een cursus in de archiveconomie te stichten. De cursus is in 1919 ingericht; de leiding ervan is toevertrouwd aan den heer Cuvelier. die in de inleiding tot het boekwerk, welks titel hierboven staat afgedrukt, de wijze, waarop de cursus is ingericht, als volgt beschrijft: „Le cours fut professé pour la première fois en 1920. II se compose de deux partiesla première comporte une trentaine de legons théoriques d'une heure, la seconde un même nombre d'exer- cices pratiques d'égale durée. La théorie comprend un apergu général de l'archivéconomie qui fait l'objet d'une première leqon et qui est suivie de deux leqons embrassant l'histoire générale des Archives' Trois heures sont consacrées ensuite a l'histoire et a ['organisation des Archives en Belgique. La vingtaine d'heures qui suit, comprend la moëlle du cours, en ce sens qu'on y expose les régies a suivre dans Ie classement et l'inventorisation des archives. II est a peine besoin d'ajouter que c'est le principe de provenance qui sert de base a eet exposé. Les dernières leqons théoriques sont consacrées a ce que I on pourrait appeler la partie matérielle et qui concerne les batiments d'archives avec tous leurs meubles et accessoires depuis la salie du public jusqu'aux ateliers de reliure et de restauration des documents, ou les élèves sont initiés aux derniers perfectionnements 85 de la technique. Quant aux exercices pratiques, après une couple de legons données par le professeur, ce sont les élèves eux-memes qui, a tour de róle, exposent le résultat des travaux qui leur ont été assignés par Ie maftre. Ces travaux consistent dans le classement et l'inventaire d'un fonds d'archives non encore classé. Les élèves y mettent en pratique les notions acquises au cours théorique. Leurs propositions y sont discutées et éventuellement rectifiées par leurs condiciples et le maitre et le résultat est consigné dans la rédaction de l'inventaire accompagnant cela va de soi la mise en ordre matérielle du fonds. Het resultaat van dit gemeenschappelijk werk van leerlingen en meester is neergelegd in zeven inventarissen, die het bewijs leveren van de soliede wijze, waarop de leerlingen door den heer Cuvelier voor het archiefwerk worden bekwaamd. Elk der inventarissen wordt voorafgegaan door eene inleiding, die den lezer over den werkkring van de autoriteit, van wie het archief afkomstig is, inlicht en die verder alles mededeelt om den gebruiker van den inventaris in staat te stellen dien te benutten. Bij de inventarisatie zelve is natuurlijk het herkomst-beginsel ten grondslag gelegd, en de beschrijving der verschillende nummers, hoewel kort, is toch voldoende duidelijk. Aan enkele inventarissen is nog een index van eigennamen toegevoegd. Men zou tegen het bijeenvoegen dezer inventarissen, wier band alleen is, dat zij alle door leerlingen van den door den heer Cuvelier gegeven cursus vervaardigd zijn en dus getuigenis kunnen afleggen van het nut, dat deze cursus verbreidt, kunnen aanvoeren, dat zij uit een archivalisch oogpunt geen geheel vormen; maar de heer Cuvelier heeft dit bezwaar ondervangen door de door hem ter bewerking bestemde archieven alle uit ongeveer dezelfde periode te kiezen, zoodat er werkelijk in dezen bundel eene zekere eenheid te vinden is. Zij zijn alle afkomstig van commissies en autoriteiten, die in den Oostenrijkschen tijd in de tweede helft der 18e eeuw zijn ingesteld; twee er van dateeren uit den tijd van Maria Theresia, vier uit dien van Josepf II en één heeft betrekking op de periode, toen het Oosten- rijksche gezag nog slechts in zeer enkele streken der Zuidelijke Nederlanden werd erkend. Toch moet ik het betreuren, dat de heer Cuvelier voor de volgorde, waarin deze inventarissen zijn gepubliceerd, den tijd heeft gekozen, waarin de inventarissen vervaardigd zijn, m plaats van dien, waarin de colleges, wier archieven behandeld zijn, zijn opgericht. Dit is echter m.i. de eenige principieele fout, die deze publicatie aankleeft; overigens kan men met dit werk der jonge Belgische archivisten slechts ingenomenheid toonen. R. F.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1932 | | pagina 48