68
kunnen dienen. De tijdsomstandigheden zijn voor een plan als dit
echter niet gunstig.
Hiermede wil ik deze „enkele opmerkingen" besluiten. Mogen zij
er slechts toe bijdragen, dat eenige vraagpunten iets nader tot hun
oplossing komen, en dat eenige meerdere belangstelling wordt gewekt
voor een onderdeel der archiefzorg, dat daaraan waarlijk nog wel
behoefte heeft.
S. J. FOCKEMA ANDREAE.
Prof. dr. Guillaume Des Marez, archivaris van Brussel, "f
In het begin van November overleed te Brussel, in den ouderdom
van 61 jaar, de hoofdarchivaris der stad prof. dr. G. Des Marez. De
overledene, een man van internationale bekendheid, ook aan velen
onzer meer dan bij name bekend, moge daarom in ons blad met
enkele woorden worden herdacht.
Hij was geboren te Kortrijk en studeerde geschiedenis en rechten
aan de universiteit te Gent, waar hij een van de beste leerlingen
was van prof. Pirenne. Na zijn promotie bezocht hij eenigen tijd de
universiteiten te Leipzig en Berlijn.
Teruggekeerd in zijn vaderland was hij, meen ik, een wijle werkzaam
aan de Kon. bibliotheek te Brussel. Spoedig daarop werd bij benoemd
tot adjunct-archivaris der stad en in 1899, na het overlijden van zijn
chef, den hoogbejaarden A. Wauters, volgde hij dezen als hoofd
archivaris op. Twee jaar later, in 1901, kwam zijn benoeming af tot
hoogleeraar in geschiedenis aan de Brusselsche universiteit.
Wat zijn andere functies betreft ontleen ik aan het bericht van
den Brusselschen correspondent van de Nieuwe Rotterdamsche Courant
het volgende
„Hij was voorzitter van de Belgische Société Royale d'archéologie,
organiseerde als secretaris het in 1923 te Brussel gehouden inter
nationaal congres voor geschiedkunde, was lid van de Belgische
Academie voor wetenschappen, van het Studiecomité van Oud- Brussel,
van het Internationaal Comité voor historische wetenschappen, enz.
Voor alles wat met archaeologie, geschiedenis, oude kunst en
folklore verband hield, had prof. Des Marez groote belangstelling. Veel
hebben sommige beoefenaars der volkskunde, vooral te Brussel en
in Vlaanderen, aan hem te danken. Herhaaldelijk zette hij, vaak met
succes, campagnes in voor het behoud van oude, typische stads
gezichten en gebouwen in de hoofdstad. Hij was het, die de merk
waardige restauratie van de oude abdij van Ter Kameren wist te
69.
bewerken. De historische tentoonstelling, in 1930 in het Egmondpaleis
gehouden, was eveneens zijn werk.
Veel heeft prof. Des Marez geschreven over geschiedkundige en
historisch-sociale of historisch-oeconomische onderwerpen Bekend
zijn in ruimen kring zijn werken: Les villes flamandes, La place
Royale, Guide illustré de Bruxelles, Le problème de la colonisation
franque et du régime agraire dans la Basse-Belgique, enz. Zijne in
voorbereiding zijnde Histoire de Bruxelles, die een standaardwerk
beloofde te worden, heeft hij niet mogen voltooien.
Uit het bovenstaande laat zich reeds opmaken, dat Des Mare^
zich meer historicus dan archivaris voelde. En dit was inderdaad
Van zijn eigenlijken archiefarbeid getuigt naar buiten, behalve de
beschrijving van zijn jaarlijksche aanwinsten, vrijwel alleen de interessante
studie: Du classement des plans au dépot des archives
de la ville de Bruxelles, die nog niet lang geleden door onzen
ambtgenoot Baart de la Faille uitvoerig in dit blad werd aange
kondigd. Aan het slot van zijn bespreking gaf deze toen als zijn
oordeel, dat ieder collega, die kaarten gaat beschrijven, wijs zal doen,
de ernstige wenken uit Brussel ter harte te nemen; wel een bewijs,
hoe goed Des Marez zijn systeem had overdacht en uitgewerkt
Maar op een ander terrein werden groote verwachtingen van
hem gekoesterd. In het internationaal comité voor historische weten
schappen was hij een geziene figuur. Toen op de algemeene ver
gadering te Cambridge in April 1930 een commissie voor het archief
wezen werd ingesteld, koos men hem als voorzitter. Deze commission
des archives, die zich bezig zal houden met de kwestie van het
gebruik en de toegankelijkheid der archieven, van het vormen van
economisch-historische archieven, van archiefbeheer en archiefinnchting,
ook van ruiling van archiefstukken en het weder in het leven roepen
van internationale archivarissen-congressen is wel de ,ongste van de
door het comité ingestelde commissies, maar stellig met een van
de minst beteekenende. Met Des Marez als voorzitter en den Zwitser
Nabholz, archivaris en hoogleeraar te Zurich, als secretaris, beston
zij uit twaalf leden uit verscheiden landen, in hoofdzaak rijksarchi
varissen en geschiedenis-professoren, terwijl de mogel„khe.d open
gehouden is om zich voor bepaalde kwesties nieuwe leden te assu-
meeren en voor de niet vertegenwoordigde landen correspondenten
aan te wijzen.
De eerste zitting van de commissie werd gehouden te Cambridg
i) Ned. Archievenblad 1929/30, blz. 141 vlg.