48 p"Lt9aa°n2edn'kVerde\beWee,rt WS™C' dat de Verkiezin9 van den proost aan deken en kapittel toestaat, en weidt dan uit over de verhouding van dezen dignitaris tot den deken, die boven den proost maar onder hem als aartsdiaken zou staan. Ik moet wel aannemen' dat de proost m Wstincs tijd een paar malen door het kapittel en om^treeks' Hm d kan ik het gelooven en omstreeks 1400 zwoeren de domproosten, dat zij aanstonds zouden komen" Y 6] cjapitte door hun verkiezing in moeilijkheid zoude komen ,n de 15de eeuw zijn de proosten, zoover ik nagaan kan door de pausen aangewezen, na 1528 door de landsheeren. Ook in it opz.cht moet Wstinc bhjkbaar met voorzichtigheid worden gelezen De nieuwe heeren zullen behoefte gehad hebben om de archieven te leeren kennen; mij dunkt dat de lezers het veronderstelde gebaar ,Vaanrtarn|3405m II" 3'S ZU"en Waardeeren en dat het laartal 1345 welkom zal z„n, omdat zij een op de lagere school meegegeven kapstok wat afstoffen en opnieuw gebruiken kunnen n de gedrukte inventarissen van twee kapittelen kan men thans reeds de gegevens v.nden voor den verderen loop van zaken' de waardigheid van proost is een sinecure geworden en de proo'sdij- medeenreDomnene,S P ?emc.°rporeerd- Geheel fleliik is het verloop m den Uom en b. Pieter met geweest en in de drie andere zal de bewerker der archieven wederom verschillen vinden, maar in hoofdzaak vóór 1345 kan u hoeverre de ^rmoedelijke ordening voor 1345 kan worden hersteld is een vraag; ik raad aan ze niet anstonds aan te snijden, maar de veel grooter hoeveelheid jongere stukken eerst te behandelen [n het archief heb ik weinig bruikbare gegevens omtrent de oudere administratie gevonden. Wanneer er rekeningen geweest waren uit den tijd waarin de proost de proosdij- laten" I Gheerdeu h3d lk deZG bijzondere behande ing laten wedervaren, maar dit is het geval niet. Hier is de plaats om de door mr. Muller den notarissen aan gewreven fouten te bespreken. Een oorkonde van 12202), die geadres hem YtPru Y 'eenmannen van het Sticht, behoort volgens em m het archief der Staten van Utrecht, althans zeker niet in dat van den bisschop. Maar hij laat in den inventaris van het archief der vzE„," w rin 1375 opkomM °is p"ias a«« "e tot van Zeus Wat zou een notaris vóór dien dan naar zijn meening od de akte hebben kunnen of moeten zetten? Zelf constateert hii dat mtateren^ tijd de S,«e„ de ,egeed„g hebben 49 het algemeen hebben de menschen vroeger als nu veelal uit sleur of allerlei aandriften gehandeld, maar hier is nu een geval, waarin intellectueelen hun rede gebruikt hebben; dat zij het document, dat niet in een andere rubriek paste, maar de algemeene regeering, het openbaar gezag, of hoe wij het willen noemen, betrof, den bisschop hebben toegewezen, onder welke benaming dan de Staten potentieel, als embryo, begrepen waren, lijkt mij nog zoo kwaad niet; het is voor de kennis der ontwikkeling van de begrippen juist veel waard. Van de akte van opdracht van Stoutenburg in 1259 zijn twee exem plaren aanwezig, die in dorso beide voor den bisschop zijn bestemd. Dit kan niet, maar mr. Muller neemt er toch één voor het bis schoppelijk archief aan, zoodat de notitie op zich zelf niet onjuist is. Het tweede exemplaar zal van Walter van Amersfoort geweest zijn en aan den Dom ter bewaring zijn gegeven, misschien door tusschenkomst van een kanunnik van zijn familie Het derde argu ment van mr. Muller kan ik niet weerleggen, omdat ik niet begrijp wat hij zeggen wil, en het vierde, dat de dorsale notitie op een stuk ontbreekt, bewijst in het geheel niets. Nadat ik alzoo een lijn heb uitgestippeld als grens tusschen twee tijdvakken in de geschiedenis der kapittel-archieven, wil ik een tweede lijn trekken om een gebied af te scheiden, waarop bijzondere voet angels en klemmen liggen. In het domarchief bevonden zich van ouds vele brieven uit de vijftiende en het begin der zestiende eeuw. In de achttiende eeuw zijn ze op ondoeltreffende wijze bijeengelegd en grootendeels inge bonden en sinds dien heeft Van Asch van Wijck er den inhoud van zijn publicatie ten vervolge op die van Dodt van Flensburg aan ont leend. Mr. Muller heeft in den voorloopigen inventaris naast de beschrijving der collectie aangeteekend, dat ze uiteengenomen en opnieuw geordend weder ingebonden moest worden. Inderdaad acht de Nederlandsche Handleiding dit soms geoorloofd en gewenscht, terwijl Casanova het onvoorwaardelijk afkeurt. Mijns inziens is dit een dier gevallen, waarin men geen goed kan doen; meent iemand, dat ik er verkeerd mee gehandeld heb, dan zeg ik, nog voordat hij uitgesproken heeftconcedo. Wel ben ik sterk van meening, dat de achttiende-eeuwsche ordening (Van Musschenbroek) niet den eerbied verdient, welke aan de oorspronkelijke schikking zou moeten te beurt gevallen zijn, indien deze bewaard was. Zij is intusschen verstoord, zoodat de bewerker eenige vrijheid heeft. Dit neemt niet weg, dat het verlo^^zou''vernietigen'. af te knippen' wat elke kan* °P begrip van 2) Niet 1224. Het stuk is gedrukt in de genoemde Bijdragen IX, bl. 277. ij Er was in 1299 een domlieer ROLOF VAN STOUTENBURG.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1932 | | pagina 30