46 ook nog na 1200, terwijl zij dit in de latere middeleeuwen niet meer doen. Zij moeten wel een archief gehad hebben, waarin dan buiten de bescheiden betreffende de kerkegoederen ook zaken aangaande het algemeen beleid van de kerk en het Sticht kunnen hebben berust. Intusschen vinden wij ook oorkonden, die handelen over schenkingen aan de broeders of kanunniken van goederen, welke wij ons afge scheiden moeten denken van die, waaruit de proost deze heeren had te ministreeren en welke dus ook anders zullen zijn beheerd Een en ander leidt tot de veronderstelling, dat er in den Dom reeds vroeg verschillende archiefkisten geweest zijn, van den bisschop, den proost en den deken. Van de drie archieven vermeldt Wstinc er twee: (III 5) dat van den bisschop en (XLV) een archa, waarvan de deken en drie kanunniken de sleutels hebben. Waar was het archief van den proost gebleven? De meergenoemde dorsale aanteekeningen weder beziende, kan ik geen strikt bewijs vinden, dat de kisten met ver warden inhoud oorspronkelijk de bewaarplaatsen van het proosdij archief geweest zijn, nog minder dat de notarissen of de autoriteit die hen machtigde geweten hebben, dat dit het geval was. Het is zeer goed denkbaar, best mogelijk, men kan het aannemen als men het wil. Welnu, het behaagt mij het daarvoor te houden. Ook houd ik den deken voor den man die - met het kapittel natuurlijk - den last gegeven heeft tot de ordening. Men mag het wat brutaal vinden, dat de deken besliste of een stuk den bisschop of den proost toe- kwam, maar ook dit past in de lijst, waarin ik de geheele handeling zet. Het beslag leggen op het archief van den proost door den deken symboliseert de omwenteling, die in de veertiende eeuw heeft plaats gehad. Ik zou voor de handeling een jaartal willen voorslaan, al is dit maar ten naaste bij juist: 1345. In dit jaar heeft bisschop Jan van Arkel, met toestemming en op verzoek van de vijf kapittelen, bepaald, dat deze de inkomsten en rechten van allen, die in hunne kerken waardigheden of ambten bezaten en met of zonder pauselijke of andere machtiging het grootste gedeelte van het jaar afwezig waren, voor hen zouden beheeren. De desbetreffende oorkonde staat in den inventaris van het domarchief voorop in de afdeeling der prelatuurschappen enz., en er is bij aangeteekend, dat elk der kapittelen een exemplaar heeft ontvangen 2). Volgens dit statuut is het kapittel nu inderdaad bevoegd geweest bij afwezigheid der proosten over hun 47 archief te beschikken, wat zij in de practijk reeds dikwijls zullen hebben gedaan. Ter verklaring van de afwezigheid der proosten wijst de oorkonde in de eerste plaats op de pausen, die tot de ontbinding der oude instellingen zeker veel hebben bijgedragen. In de jaren 1200-1345 mogen wij ons de beteekenis der proosten dalende, die der dekens stijgende denken, al zullen in de verschillende kapittelen de krommen niet evenwijdig mogen worden getrokken. Deze periode wordt treffend gekenmerkt door een archiefkist met verwarden inhoud. Onder Jan van Diest is het oude regeeringssysteem geheel failliet gegaan. Dan volgen eenige data, die wij uit de door mr. Muller uitgegeven, reeds aangehaalde, werken kennen. In 1341 maakte het kapittel een einde aan de van ouds bestaande ongelijkheid zijner leden 3), omschreef het zijn bevoegdheid tot het maken of afschaffen van statuten 2) en stelde het tourbeurten in 3) voor de vergeving van beneficiën. In 1342 beschermde het de belangen van de uit vrees afwezigen4). In I343 regelde het de rechten en verplichtingen van hen die krachtens pauselijk privilege afwezig waren5). In 1344 bemiddelde het tusschen bisschop en domproost in een geschil over de geestelijke rechtspraak6). In 1345 volgde het reeds genoemde statuut7) en sloegen de ingezetenen van Utrecht een drachtig, dus met inbegrip van de kanunniken, de Hollanders af. Hoe de kapittelen verder onderling en met de stad Utrecht en de ridder schap hebben samengewerkt en gekibbeld, totdat als resultaat van dit alles de landbrief van 1375 als een soort constitutie van het Nedersticht kon verschijnen, is in het algemeen bekend, al verdient het nadere behandeling s). In de kritieke jaren heeft Wstinc het reeds vermelde werk geschreven, waarin wij in het begin mogen lezen, dat het kapittel over de rechtgeloovigheid zijner leden oordeelt zonder appel - wat bisschop, aartsbisschop en paus zich hebben kunnen aantrekken voorts het aangehaalde, dat het gewoonten mag invoeren en uitleggen, ook zonder beroep. De woorden, waarin de verhouding tot de andere kapittelen omschreven worden, zijn met no. 289) Dl,ldeliik bNikt het verschil in de oorkonde van 1118 Oorkondenboek Sticht 2) Ik heb twee exemplaren in het domarchief aangetroffen en één daarvan over gebracht naar dat van S. |an, waar het stuk ontbrak. uaa.Nan over Dom no. 599. Rechtsbronnen, bl. 54. Rechtsboek, bl. 108, 184. 2) Dom no. 134. Reehtsboek, bl. 3 4, 208 209. 3) Dom no. 76. Rechtsboek, bl. 29. 4) Dom no. 145. Rechtsboek, bl. 202. 5) Dom no. 136. Rechtsboek, bl. 218. 6) Rechtsboek, bl. 67. Zie ook de voorafgaande akte van 1343. 7) Dom no. 2248. 3) Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde, 64e reeks, X bl. 15 vlg. In hoever de bisschop leider is geweest of door anderen is gestuurd geworden, zal nooit uitgemaakt kunnen worden. Het bovenstaande doet de corporatie in actie zien.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1932 | | pagina 29