44 beweegredenen van algemeenen aard voor deze zorg de tijdsom standigheden hebben opgeleverd. Niet overbodig is het voorts op te merken, dat een notaris geen autoriteit is. Hij kan in dezen formeel gemachtigd geweest zijn, zooals ook geschiedde tot het verhooren van getuigen, maar wij kennen zulk een opdracht niet. De uitgebreide beschouwingen, die we soms aantreffen, waarvan ik eenige medegedeeld heb op bl. XXIV mijner inleiding, zijn toch moeilijk anders te verstaan dan als voorstellen, die wij tegenwoordig niet op de stukken, maar in een rapport over de stukken zouden stellen. Dat het werk gecontroleerd is, komt het duidelijkste uit in het gesprek op de achterzijde van een charter van I3JD Juli 26 (Dom 404). Eerst is geschreven: „ponatur inter literas cap,tul. de boms m cvitate Trajectensi ad nullam administrationem pertinentibus, heet ista pertineat ad fabricam". Dit is door gehaald en schuin er boven stelde een tweede: „vel ponatur inter privilegia s, placeten ten slotte een derde hand naast de eerste aanteekemng„privilegium de contiguitate turris nostre ad domum episcopalemponatur inter privilegia." Nog werdient het woord Jnutilis" de aandacht. „Inutilis quia exspiravit staat op memgen pachtbrief; in onze taal overgezet, zou dit beteekenen, dat afgeloopen contracten naar het oud archief kunnen worden overgebracht. De heeren hebben een open oog gehad voor de eischen van den dag, voor hetgeen Casanova de registrazione noemt, minder voor de oudere zaken, de archiviazionedeze zijn inutiles, hoogstens serventur propter memoriam. De toon zal velen onzer, met name den inspecteurs, bekend voorkomental van archief beheerders, die ten dienste van de praktijk gaarne de jongere be scheiden naar den inhoud in dossiers bijeenbrengen, hebben maling aan het historische archief: „stukken zonder waarde, mijnheer, heel oud, meer dan honderd jaar". De denkwijze van hen, die een archief beheeren met het oog op de belangen van de administratie, is licht te begrijpen; ik heb er alle achting voor, maar ik meen, dat zij op gansch andere dingen hebben te letten dan de bewerker van de historische archieven en dat wij van elkander weinig kunnen leeren. legen een „praktischer' inrichting van een loopend archief is niet het minste bezwaar, nu evenmin als in de veertiende eeuw; wel tegen de omwerking van een ouder archief, waarvan de constructie door gaans tot onherkenbaar worden wordt verstoord, terwijl er sporadisch stukken in de nieuwe indeeling niet blijken te passen. De lotgevallen der in de veertiende eeuw gemaakte rubrieken laat ,k rusten. Archiefwetenschappelijk blijft de vraag staan: wat waren dat voor kisten met verwarden inhoud, die in het jaar dertien- 45 honderd en zooveel in den Dom stonden en wie gaf last tot de ordening? Wie een probleem alleen wil aanvatten, wanneer er even veel vergelijkingen zijn als onbekenden, heelt hier niets te maken het wordt een waarschijnlijkheidsrekening. Ook is het geen werk voor een beginner, wel voor iemand die door meer historische studie dieper inzicht heeft verworven. Eerst haal ik een groot gedeelte aan van mr. Muller's voorrede tot de Rechtsbronnen van den Dom van Utrecht. „In de geschiedenis van het kapittel zijn vier perioden te onder scheiden, die zich mutatis mutandis ook bij de andere kapittelen voordoen. In de eerste periode leeft het kapittel samen met en onder zijn bisschop; de kanunniken worden onderhouden uit de kapittel goederen Deze oudste periode, waarvan geen schriftelijk getuigenis tot ons gekomen is, eindigde stellig reeds geruimen tijd voor 1017in de tweede periode woont het kapittel nog altijd bijeen in eene gemeenschappelijke huishouding bij zijnen munster met en onder zijn nieuw hoofd, den proost Deze periode, beschreven in het Liber camerae, eindigde omstreeks 1240. In de derde periode vinden wij de kanunniken onder een derde hoofd, den deken, terwijl de proost op zijne beurt het kapittel verlaten heeft. De kanunniken wonen in den regel nog te Utrecht, echter niet meer te zamen Deze periode eindigde in 1586. In de vierde periode eindelijk leven de kanunniken niet meer te Utrecht, waar alleen hun deken is achter gebleven met de rentmeesters, die de goederen beheeren Aan dezen toestand heeft de opheffing der kapittelen in 1811 zeer terecht een einde gemaakt". De jaartallen in dit bruikbaar overzicht in vogelvlucht zijn wat heel precies- en kunnen voor de archiefindeeling met aanstonds aan gewend worden. In de inleidingen tot de inventarissen bespeurt men van deze indeeling in tijdvakken ook veel minder. De beide eerste tijdvakken leveren voor het archief zoo weinig origineelen op, dat wij ze gerust kunnen samenvatten. Tot ongeveer 1200 duurt de eigen lijke koningstijd; de Duitsche koningen oefenen een merkbaar gezag uit en komen dikwijls te Utrecht maar in 1209 geven zij hun macht over de kerk prijs 2). De oorkonden uit dit tijdvak, voor het meeren- deel in afschriften bekend, zijn, wanneer buiten die van de bisschoppen andere bekrachtigingen noodig waren, dikwijls door de proosten mede bezegeld of deze worden in de eerste plaats als getuigen genoemd. Deze heeren moeten toen een rol van beteekenis gespeeld hebben, In het laarboekje van „Oud Utrecht 1930 heeft dr. G. C. LaBOUCHÉRE een overzicht van de bezoeken gegeven. Na 1200 komen alleen WILLEM II en KAREL V 2) HAUCK, Kirchengestichte Deutschlands IV S. 733.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1932 | | pagina 28