38
ssch°p maar ook willen verstaan waarom in Utrecht, tegen den
regel, v„f kap.ttelen zijn geweest. Mogelijk zal hij kennis nemen van
wat jongere auteurs er over hebben geschreven, of zelfs van de
adviezen van oude rechtsgeleerden in geschillen tusschen de kapittelen
onderling. Hoe de toestand te Utrecht zoo geworden is, zal hij van
de laatstgenoemden niet leeren; de heeren houden alleen belangrijke
beschouwingen over jus en consuetudo.
met Vb°e°; arch'Varis belangstelling koesteren, maar
met be.de moet h,j voorzichtig zijn. Het jus slaat op iets, waarnaar
men moet streven, doch waarvan de werkelijkheid afwijken kan
het met de consuetudo beter gesteld? Men onderscheide hier de
gewoonte die men zelf opmerkt, van de beschreven gewoonte De
Utrechtsche kerken hebben de door Hugo Wst.nc op schrift gebrachte
l /U 3 ec? eS/? ra,ectensis' door mr' Muller uitgegeven als het Rechts
boek van den Dom van Utrecht, met grooten eerbied, als een autoriteit
beschouwd, en we |mo^n da™n wel bijzondere aandacht schenken'
Het vierde hoofdstuk, „De consuetudine", bestaat uit twee paragrafen
d,e ,k h.er uitschrijf: „1. De consuetudine inducenda. In con
Zltordas IT mduCenda Vd Veteri tollenda "O" est necessaria
auctor,tas vel concensus episcopi vel cujuslibet alter,us superioris,
dum tarnen non vergat in prejudicium illius, et si sit prejudicial
ep.scopo prepos.to ve alteri superior,', si tarnen reperiatur antique
omnino 2 D^ conscriPta' consuetudo erit efficax
ommno. 2. De consuetudine reputetur quod bis fuit
observatum. S, dubitetur vel in questionem ducatur, an sit con-
bis fue°;itSUPber t sentencie capituli sine appellacione. Quod
b,s fuent observatum per capitulum nostrum, communiter pro con
suetudine reputatur, vel id, quod semel est per sentenciam capituli
tegen""h'e treehT COnSUetudine" Wanneer de gewoonte
gen het recht mag indruischen en men zelf in hoogste instantie
slof Wat de 9ewoor|te is, kan men het ver brengen. Het
de heeTen zichTÏh n°9 °P 063 verleidin9' waaraan
ziin bT l hebben blootgesteld en waarvoor vele middeleeuwers
z n bezweken De archivaris hebbe op te letten of de feiten werkeh k
kloppen met de gewoonte zooals Wstinc ze beschrijft.
zal vattenToT' kapittel'archieven te gelijk aan
vatten Ook neem ,k aan, dat de archivaris overtuigd is van
^ambtelijke verplichting om inventarissen te maken en van zijn
39
verderen plicht om dit in het algemeen te doen in den geest der
Handleidingdie opgebouwd is op het beginsel, dat een archief een
organisch geheel is. Het is wel waar, dat men onlangs ,n het
Archievenblad heeft kunnen lezen l), dat de regestenlijst even goed
als de inventaris een wegwijzer moet zijn in het archief, maar dit is
onjuist. Niet alleen is de regestenlijst niet even goed een wegwijzer
in het archief, maar zij is er in het geheel geen; zij kan het met
zijn, daar een archief een organisch geheel is en een chronologische
lijst het organisme zoo weinig doet kennen als een stapel netjes atge-
bikte steenen eenige architectuur. Dat de schrijver het beginsel der
Handleiding verzaakt, behoeft misschien niet meer te verrassen, maar
is hier toch wel duidelijk2). Wie zijn kracht zoekt in regesten maken,
kan in het Utrechtsche archief voor meer dan een menschenleven
werk vinden, zonder ooit aan het inventariseeren toe te komen. Ook
al kende hij den inhoud van elk stuk, dan nog was hij niets gevorderd
aangezien niet het onderwerp de plaats van een stuk in het archief
bepaalt3). Even weinig zou hij bij het gebruik van het archief leiding
kunnen geven, dan alleen dat hij op den duur als een oud magazijn
knecht den bezoeker met allerhande losse feiten zou kunnen dienen.
De archivaris heeft werkzaamheden van meer of minder gewicht
te verrichten. Wat is meer of minder? Men mag erkennen, dat allen,
die hun (haar) taak naar beste weten volbrengen, in zoo verre als
menschen gelijkwaardig zijn, en men mag ook hopen dat de lieden
voldoening vinden in hun arbeid. Doch er zijn werkzaamheden van
hoogeren aard dan andere; waaruit niet behoeft te volgen, dat men
van de laatste moet wenschen te worden ontheven, wat bij mij persoon
lijk zeker niet het geval is. In het verband dezer beschouwingen
wordt „hoog" en „laag" bepaald door het doelhet inventariseeren
van een archief als organisch geheel.
Geheel onderaan staat dan de beschrijving der enkele stukken. De
Handleiding gaat - niet ongeschikt - uit van de gedachte, dat
alles nog gebeuren moet, maar in Utrecht zijn alle kapittel-archieven
reeds voorloopig beschreven. Men kan dus volstaan met de beschrij
vingen der enkele nummers te controleeren, waar noodig te verbeteren
en in zoo verre te verduidelijken als moet om ze te kunnen invoegen
in de passende rubriek.
van synodale besluiten hetTnormale" ^'af'de^Trkekf bl' 33'noemt °p grond
toekomt, maar constateert dan hop VA/I- s i ,e tienc^ aan de parochiekerken
2) M»n VonsTateert dan' hoe weinig de werkeli khe d daarmede heeft aestrnnki-
2) lk°ben <jr. HEERINGA dankbaar voor deze terechtwijzing. Ik heb mij inderdaad
blz 141 van den vorigen jaargana niet correct uitgedrukt, en zou wat ik daar regel
17 v b geschreven heb. in dier ^oege willen verbeteren, dat er komt te staan dat de
reqestenlijst evenals de inventaris beschouwd moet worden als een wegwijzei, in zoo
ver r e a I s het regest niet bestemd is de raadpleging van het archiefstuk .elf 0^erbod g
te maken.
3) Handleiding, 21.