36
loome schreden. De tafel ligt opgehoopt vol. Daar komt de archivaris
aan de smulpapen melden, dat het nu welletjes is en dat hij besloten
heeft om het aantal gangen bij elk menu, hetzij 's morgens óf
s middags, te stellen op drie per uur. Heimelijk wordt daarna door
de bezoekers geïnformeerd of „zoo'n archivaris" wel het rechtheeft
zu k een regel te geven, maar tenslotte moeten zij wel opstappen,
want er wordt voor ditmaal niets meer opgediend.
Hoe „grappig" zulk een bezoek ook moge zijn, toch heeft de
zaak een ernstige zijde, want volgens art. 1 van de Archiefwet zijn
e archieven van het Rijk en zijne onderdeelen openbaar en een ieder
is bevoegd d,e archieven kosteloos te raadplegen. En er zijn bezoekers
die voor hun wetenschappelijk onderzoek soms zeer vele stukken
achtereenvolgens even moeten inzien, een lange reis gemaakt hebben
om het archief te kunnen bereiken en nu op één dag een ruim
gebruik willen maken van den beschikbaren tijd.
De vraag dringt zich op, hoe de archivaris in zulke gevallen
als boven gemeld, zal handelen, welke vraag door mij in het midden
werd gebracht op de laatstgehouden vergadering van Gemeente- en
Waterschaps-archiefambtenaren te VGravenhage. Bij de gedachten-
wisseling welke hieruit ontstond, deelde Dr. E. Wiersum mede, dat
h.) in zulk een geval den bezoeker in de bewaarplaats toeliet met
egeleiding en hulp van een ambtenaar, waarvoor leges moesten
betaald worden van f 1per uur. Dr. H. P. Coster gaf toegang in
de bewaarplaats, zonder een toeziend ambtenaar en wel aan zulke
personen, aan wie h„ meende zulk een voorrecht te kunnen toever
trouwen^ Tot den eersten zou ik zeggen: U handelt in strijd met
art. 1 der Arch,e wet en tot den tweeden: U. kunt de betrouw
baarheid met op het gezicht af beoordeelen of afmeten naar een
maatschappelijke positie en zijt ook niet verzekerd, dat de stukken
op de Juiste plaats teruggezet worden. Het eind der besprekingen
was dat het onderwerp waard is aan alle ambtenaren ter overweging
aan te bieden, hetgeen nu geschiedt.
Het loopt alzoo over twee punten: over het inzien van veel
stukken ,n korten tijd in de leeskamer en over het toelaten van
bezoekers in de bewaarplaats.
Wat het eerste aangaat, heeft het Algemeen Rijksarchief de
moeilijkheid opgelost door een reglement voor de leeskamer vast
e stellen waarvan art. 2 luidt: „Het aantal ter raadpleging te ver
strekken deelen, bundels enz., zal voor iederen bezoeker niet meer
dan 3 tegelijk bedragen. Over een verzoek om meer deelen te mogen
ontvangen, beslist de eeszaalambtenaar." Ik voor mij ben het geheel
hiermede eens. Ten slotte blijft toch de beslissing aan den leeszaai-
37
ambtenaar en deze heeft elk voorkomend geval op zichzelf te beoordeelen.
En wat het bezoeken der bewaarplaats betreft zonder geleide,
zulks moet nimmer toegestaan worden, want op den archivaris moet
immer de volle verantwoording blijven rusten voor alle stukken, welke
verantwoording, ook niet ten deele kan overgedragen worden op een
bezoeker. Een gratis onderzoek kan in de bewaarplaats geschieden,
als de archivaris van meening is zulks te kunnen toestaan en dan
wel onder toezicht van een ambtenaar. wcddi id/-*t
J. W. VEKdUKLh.
De kapittel-archieven te Utrecht.
Wie het archiefgebouw te Utrecht binnentreedt, leest op een
deur aan zijn rechterhand„Gemeente-archief op de tegenover
liggende„Rijksarchieven". Dit meervoud gaat vrij zeker terug ojd
de verbinding, die nog in de Verslagen omtrent 's Rijks oude archieven
over 1878 tot en met 1885 gevonden wordt: „het oud-provinciaal
archief en het archief der vijf kapittelen te Utrecht In de verslagen
der volgende jaren vindt men alleen: „het oud provinciaal archief in
Utrecht", in die over 1893 en later: „het rijksarchief in Utrecht
De kapittel-archieven zijn dus sinds lang niet meer in de titels der
hoofdstukken afzonderlijk vermeld, maar toch geven zij aan de bewaar
plaats een van de andere in Nederland afwijkend karakter. Het bis
schoppelijk archief en het oudste deel van het Staten-archief, voor
zoover deze uit het dom-archief zijn afgezonderd, worden in het
volgende onder de kapittel-archieven mede begrepen. Zij zijn dan
de oudste omvangrijke archieven van ons land. De beteekenis er van
kan men zoowel overschatten als onderschatten; een bezoeker uit
Amerika mag als het ware van eerbied verstijven, terwijl iemand die
te Rijssel en in de Belgische archieven gewerkt heeft en daarna te
Utrecht komt, niet kan nalaten aan zijn verwondering over den be
trekkelijk geringen rijkdom van deze archieven uiting te geven.
Wie van elders naar het Utrechtsche archief overgeplaatst wordt,
komt voor vragen te staan, waarvoor hij door zijn ervaring weinig
is voorbereid. Het schijnt mij dus in het belang der zaak, dat ik eenige
van mijne bevindingen met daarbij passende beschouwingen, welke
in de officieele verslagen minder goed plaats vinden, op het papier
breng ten gerieve van mijn onbekenden opvolger en verdere belang
stellenden. Waarschijnlijk zal een archivaris, die voor de taak gesteld
wordt een kapittel-archief te bewerken, ergens zijn licht opsteken
om te weten te komen, wat een kapittel is en wat voor taak het
heeft. Hij zal dan iets vinden over een kathedraal kapittel naast den