zXhTsp°ber meeJ men kTrt ze af' men vindt ze -rde« 28 vele ooren een eenigszins onaangename klank. Ambtenarij, bureau- zel>"etu "Aderwerk van de staatsmachine" is een veel gebruikt beeld, dat echter niet juist mag worden genoemd en mis- std'tentiTZa weluitden tijd raakt. Een raderwerk veronder- onderdeel dn|'fkracht di^ allerlei op zich zelf doode derdeelen m werking brengt. Denkt men echter aan een levend organisme met verschillende organen, ieder met een eigen leven"- n goeden"-VeT rt Tr, Van karakter - denkelijk wel n goeden zin Te groote drijfkracht van boven, te veel reglemen teering of we „maszregelung", dooft de energie bij de lager'staanden oorzakeneVdlteh "7 en?entaire dienGn" maar kan echter tot stand h 6n 9aat dat men medewerkt aan het krl ht en9e" Van 6en groot werk' en belet dikwijls dat de aanaewe d V" dk PerSOOnli<k aanwezig zijn, ten volle nnttig worden aangewend. Kennis die voor een groot deel niet nuttig kan worden "TsT h T te be,Sch°7en als kaPitaal, dat geen rente oplevert. personen ziin dVerSCf kS Z°° dat b'< het -«hiefvezen personen z.jn, die, ofschoon er op hun eigen, afgebakend ambtelijk che'vnoeTenmSk S 9eV°e' Van -behaaglijkheid o I zich voelen komen, omdat zij een grooter of kleiner deel van hun kennisongebrmkt moeten laten? En zoo gaat men zich afvragen: Srrein nSÏh ben°embaarheid een ambt met beperkt terrein met te hoog? Een vraag, die ik later hoop te behandelen wanneer ik de aandacht op die eischen wil vestigen. echter noaw" ambtstaak af te stappen, moet ik ter nog w„zen op een ander vraagpunt, de ambtstaak betreffende. dus ZnZ °nderfche'dt,2ich het ambtelijk werk, de ambtstaak dus, van de wetenschappelijke ambtenaren eerste klasse van die van de ambtenaren tot de tweede klasse behoorende. Men is er niet met te antwoorden: dat voelt en begrijpt een ieder, gezien de eÏchen <e gesteld worden voor de benoembaarheid. Aan de wetenschappe- hjkeambtenaren tweede klasse zouden dus de werkzaamheden moeten worden opgedragen, waarvan zij zich, zooals redelijkerwijze te ver wachten ,s, gezien de geschiktheid en bekwaamheid waarvan zij door verdek"16" *6+ T b'"k 9egeven' behoorlijk kunnen kwijten. Zonder verder vooruit te loopen op de bespreking van de eischen voor be noembaarheid, moet hier toch even in zeker opzicht aan die eischen een,ge aandacht worden geschonken. Voor de benoembaarheid tot wetenschappelijk archiefambtenaar eerste klasse wordt in de aller eerste plaats geeischt, dat men het doctoraal examen in een of andere bepaald aangewezen faculteit heeft afgelegd, een bepaalden 29 tijd praktisch werkzaam is geweest en daarnaast een bijzonder diploma verworven. Voor de benoembaarheid tot wetenschappelijk archiefambtenaar tweede klasse wordt alleen het bezit van een bijzonder diploma geëischt. Het valt dan vanzelf op, dat onder de tweede-klassers vogels van zeer diverse pluimage zullen worden aangetroffen. Naast degenen, die niet anders dan lager onderwijs hebben genoten, en dat zijn in verband met de leerplicht, allen, zal men er aantreffen, die in het bezit zijn van een middelbare acte, van een einddiploma Hoogere Burgerschool of Gymnasium, van een diploma als candidaat van een of andere faculteit. (Familie- en in het bijzonder financieele omstandigheden kunnen iemand genoopt hebben zijn academische studiën af te breken, zonder dat men daarbij maar eenigszins er aan behoeft te denken, dat hij niet de noodige bekwaamheid of geschiktheid bezat, om die met gunstigen uitslag te beëindigen). Wel werkt nu het examen voor het diploma tweede klasse als een soort zeef, waardoor ongeschikte elementen kunnen worden afgezonderd, maar ook dit examen heeft het met vele andere gemeen, dat de examinandus meer of minder goed gedisponeerd kan zijn. Overigens hoe ernstig en nauwgezet examencommissies hun taak vervullen, toch zal het dikwijls moeite kosten om te onderkennen, of de examinandus de leerstof behoorlijk verwerkt heeft, dan wel slechts een van buiten geleerd lesje opzegt. De ervaring heeft trouwens geleerd, dat het verkrijgen van het diploma tweede klasse binnen het bereik ligt van velen en van allerlei soort. Worden zij evenwel aangesteld bij het archiefwezen, dan zal al gauw blijken, dat niet aan allen hetzelfde werk kan worden opgedragen en toevertrouwd. Neemt men een gemiddelde aan, dan zullen er altijd zijn, die daar beneden blijven, en anderen, meer begaafden, van wie misschien het werk dat van eerste klassers nabij komt, maar toch dat werk beschouwd zullen zien als tweede-klasse-werk. Deze Iaatsten zullen dus allicht hun vleugels verder willen uitslaan, maar tegen de tralies van de kooi opvliegen, waarbinnen de regeling hen opgesloten houdt en dus zich ook weer niet geheel voldaan gaan voelen over de hun opgedragen ambtstaak. Het probleem, dat zich hier vertoont, is dusmoet er meer of minder nauwkeurig worden omschreven, waardoor de ambts taak van den ambtenaar eerste klasse zich onderscheidt van die, welke aan de tweede klassers wordt opgedragen? De beantwoording van deze vraag is daarom van bijzonder belang, omdat dan vooraf kan blijken, dat voor de tweede-klassers een taak van betrekkelijk ondergeschikt belang is weggelegd, en dus zij, die geen vrede kunnen vinden met het vervullen van zoo'n taak, zich in andere richting kunnen wenden.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1932 | | pagina 20