zXhTsp°ber meeJ men kTrt ze af' men vindt ze -rde«
28
vele ooren een eenigszins onaangename klank. Ambtenarij, bureau-
zel>"etu "Aderwerk van de staatsmachine" is een veel
gebruikt beeld, dat echter niet juist mag worden genoemd en mis-
std'tentiTZa weluitden tijd raakt. Een raderwerk veronder-
onderdeel dn|'fkracht di^ allerlei op zich zelf doode
derdeelen m werking brengt. Denkt men echter aan een levend
organisme met verschillende organen, ieder met een eigen leven"-
n goeden"-VeT rt Tr, Van karakter - denkelijk wel
n goeden zin Te groote drijfkracht van boven, te veel reglemen
teering of we „maszregelung", dooft de energie bij de lager'staanden
oorzakeneVdlteh "7 en?entaire dienGn" maar kan echter
tot stand h 6n 9aat dat men medewerkt aan het
krl ht en9e" Van 6en groot werk' en belet dikwijls dat de
aanaewe d V" dk PerSOOnli<k aanwezig zijn, ten volle nnttig worden
aangewend. Kennis die voor een groot deel niet nuttig kan worden
"TsT h T te be,Sch°7en als kaPitaal, dat geen rente oplevert.
personen ziin dVerSCf kS Z°° dat b'< het -«hiefvezen
personen z.jn, die, ofschoon er op hun eigen, afgebakend ambtelijk
che'vnoeTenmSk S 9eV°e' Van -behaaglijkheid o I
zich voelen komen, omdat zij een grooter of kleiner deel van hun
kennisongebrmkt moeten laten? En zoo gaat men zich afvragen:
Srrein nSÏh ben°embaarheid een ambt met beperkt
terrein met te hoog? Een vraag, die ik later hoop te behandelen
wanneer ik de aandacht op die eischen wil vestigen.
echter noaw" ambtstaak af te stappen, moet ik
ter nog w„zen op een ander vraagpunt, de ambtstaak betreffende.
dus ZnZ °nderfche'dt,2ich het ambtelijk werk, de ambtstaak
dus, van de wetenschappelijke ambtenaren eerste klasse van die van
de ambtenaren tot de tweede klasse behoorende. Men is er niet met
te antwoorden: dat voelt en begrijpt een ieder, gezien de eÏchen
<e gesteld worden voor de benoembaarheid. Aan de wetenschappe-
hjkeambtenaren tweede klasse zouden dus de werkzaamheden moeten
worden opgedragen, waarvan zij zich, zooals redelijkerwijze te ver
wachten ,s, gezien de geschiktheid en bekwaamheid waarvan zij door
verdek"16" *6+ T b'"k 9egeven' behoorlijk kunnen kwijten. Zonder
verder vooruit te loopen op de bespreking van de eischen voor be
noembaarheid, moet hier toch even in zeker opzicht aan die eischen
een,ge aandacht worden geschonken. Voor de benoembaarheid tot
wetenschappelijk archiefambtenaar eerste klasse wordt in de aller
eerste plaats geeischt, dat men het doctoraal examen in een of
andere bepaald aangewezen faculteit heeft afgelegd, een bepaalden
29
tijd praktisch werkzaam is geweest en daarnaast een bijzonder
diploma verworven. Voor de benoembaarheid tot wetenschappelijk
archiefambtenaar tweede klasse wordt alleen het bezit van een
bijzonder diploma geëischt. Het valt dan vanzelf op, dat onder
de tweede-klassers vogels van zeer diverse pluimage zullen worden
aangetroffen. Naast degenen, die niet anders dan lager onderwijs
hebben genoten, en dat zijn in verband met de leerplicht, allen,
zal men er aantreffen, die in het bezit zijn van een middelbare
acte, van een einddiploma Hoogere Burgerschool of Gymnasium, van
een diploma als candidaat van een of andere faculteit. (Familie- en
in het bijzonder financieele omstandigheden kunnen iemand genoopt
hebben zijn academische studiën af te breken, zonder dat men daarbij
maar eenigszins er aan behoeft te denken, dat hij niet de noodige
bekwaamheid of geschiktheid bezat, om die met gunstigen uitslag
te beëindigen). Wel werkt nu het examen voor het diploma tweede
klasse als een soort zeef, waardoor ongeschikte elementen kunnen
worden afgezonderd, maar ook dit examen heeft het met vele andere
gemeen, dat de examinandus meer of minder goed gedisponeerd kan
zijn. Overigens hoe ernstig en nauwgezet examencommissies hun taak
vervullen, toch zal het dikwijls moeite kosten om te onderkennen, of
de examinandus de leerstof behoorlijk verwerkt heeft, dan wel slechts
een van buiten geleerd lesje opzegt. De ervaring heeft trouwens
geleerd, dat het verkrijgen van het diploma tweede klasse binnen
het bereik ligt van velen en van allerlei soort. Worden zij evenwel
aangesteld bij het archiefwezen, dan zal al gauw blijken, dat niet aan
allen hetzelfde werk kan worden opgedragen en toevertrouwd. Neemt
men een gemiddelde aan, dan zullen er altijd zijn, die daar beneden
blijven, en anderen, meer begaafden, van wie misschien het werk dat
van eerste klassers nabij komt, maar toch dat werk beschouwd zullen
zien als tweede-klasse-werk. Deze Iaatsten zullen dus allicht hun
vleugels verder willen uitslaan, maar tegen de tralies van de kooi
opvliegen, waarbinnen de regeling hen opgesloten houdt en dus zich
ook weer niet geheel voldaan gaan voelen over de hun opgedragen
ambtstaak. Het probleem, dat zich hier vertoont, is dusmoet er
meer of minder nauwkeurig worden omschreven, waardoor de ambts
taak van den ambtenaar eerste klasse zich onderscheidt van die,
welke aan de tweede klassers wordt opgedragen?
De beantwoording van deze vraag is daarom van bijzonder
belang, omdat dan vooraf kan blijken, dat voor de tweede-klassers
een taak van betrekkelijk ondergeschikt belang is weggelegd, en dus
zij, die geen vrede kunnen vinden met het vervullen van zoo'n taak,
zich in andere richting kunnen wenden.