sLa^t7rc7,ragen -
2TX72dDLoteriizao1 °P.he' B^eXrrtrekke" 'erzHe™
16
wel eenigszins van onze tegenwoord' archivaris moge
vergete niet, dat in 1802 de hoofdzaak6 w^T'"9 afwiJ'l<en - men
archiefverzameling, geplaatst onder zelfstand h b V°rmen Va" eene
van de stukken, die onder de adm' l en afgescheiden
geeft in elk geval geen 'nd b,eVen berustan - zij
den archivaris ook de geschiedschr" 6 V°°rStell,ng' dat de taak van
chiefdocumenten omvatte. ''Vm9 met gebru'kmaking der ar-
no' 9: n°9 Spreekt ,,et Souverein besluit van 8 Maart 1814,
aan het jaar ^P^intesbten^oo'T dT^TT^" Staat tot
als welke nog van elders moeten ver u 'dent,e voorhanden,
bueengebragt en geplaatst op een der bov ZU"en WOrden
ficatie derzelve zal, bil voMdurinT^'7''e b<=hoor|iike cloasi-
bewust van het nauwe verband tuslchè','""9 f "T\ Z'Cl1 ,olk"»
verzorging, He, Koninklijk besluit vfn 23 nl 7 "V"9 arcl,ief-
waarvan de considerans luidde- dat e '826' n°' I8«-
'andsche Geschiedenis aanwezig' ziin Tl nen voor de Neder-
onderzocht noch bewerkt zijn en da/eT 7 naaawkeurig
bescheiden gegronde geschiedenis der N 4 9eene' °P echta
van dit Rijk betrekkelijk, bestaat" be Nef?r,anden' tot alle gewesten
provinciën de provinciale, stedelijke en 5' dat alle
van alle corporation in orde gebracht en 9emeente;arcb'even en die
en dat daarvan lijsten of registers gerangschikt zouden worden,
aan den Minister van Binnenlandsche Zaken" W°rde" °<>Sernaakt en
daarvan, voor de samenstelling der oio [""f ""'1™- „ten einde
denrs in het vervolg zoodanig gebrurkTTUf ,Ne fndsChe geschie-
worden te behooren"*). Ook hier I d d M 7"' °'S M' ve™eend
slag tusschen den archiefbeheerder di JT 1 VerschiI ten grond-
Vf1 t" ^^iedschriiv^ die ej latr "t T
Ook Noordziek, die een tijd lann t T l Van zal maken.
oefenen op de ontwikkeling vin het Ndd f mV,°ed uit te
heeft die niet gezocht in eene uitb ^eder,andsche archiefwezen,
archivarissen, zoodat zij zich ook met de'lL?" 7" der
archivadssen, zoodat zij t ÜZ t
Hubrecht, a. w. blz, 29.
17
metde verwerking derdaarin gevonden gegevens in historische geschriften
zouden hebben te belasten. In zijn schema van eene vereeniging om
te „trachten naar kennis van de archieven en dien ten gevolge naar
kennis van den onuitgegeven documenten" onderscheidt hij bij de
werkende leden o.a, „1°. Archivarii tot bewerking van inventarissen"
en „6°. Geleerden en geschiedkundigen buiten betrekkingen, in de
voorgaande rubrieken vermeld, en die zich zouden willen bezig houden
met de bijeengebragte bouwstoffen te onderzoeken, te schiften, te
bewerken en kritisch uit te geven."1) De bedoeling van Noordziek
zal wel niet geweest zijn het „bewerken en kritisch uitgeven" der
oorkonden uitsluitend op te dragen aan geleerden, die geene archi
varissen waren; maar uit dat schema blijkt toch duidelijk, dat hij het
bewerken en uitgeven der oorkonden niet beschouwde als een deel
van de taak van den archivaris als zoodanig.
Vier jaren later schreef Tadama zijne voortreffelijke Memorie
over de verbetering van den staat van het archiefwezen2). Hij dringt
er in aan op het vervaardigen en het doen drukken van inventarissen,
op het overbrengen van nog onder de administratiën berustende ar
chivalia naar het Rijksarchief, op de inspectie van Rijkswege van
de plaatselijke archieven, op het opsporen van zich in particuliere
handen of buitenlands bevindende archiefstukken en gaat dan voort
„Eerst wanneer al deze maatregelen zijn genomen, eerst wanneer de
resultaten van alles wat zoowel binnen- als buitenlands is 'verrigt,
bekend zijn, kan de Regering overgaan tot uitbreiding van de
taak van de archivarissen en tot opdracht aan hen om de gevonden
bronnen uit te geven en te bewerken? neen „tot de benoeming der
Commissie, belast met de uitgave van een algemeen charterboek"
enz. Ook deze bekwame man denkt ër dus niet aan om de archi
varissen met het werk der historici te belasten.
Toen kwam Bakhuizen van den Brink, zelf een eerste-klasse histo
ricus. Hij ontwierp eene instructie voor den Rijksarchivaris, waarin de
werkzaamheden, die die ambtenaar te verrichten had, uitvoerig worden
opgesomd. Hij heeft te „bewaren en in goeden staat (te) houden
al de archieven, op het Rijksarchief bijeengebragt of daarmede
nog te vereenigen hij heeft de zorg voor het archiefgebouw; hij geeft
inlichtingen aan de verschillende autoriteiten en aan particulieren; hij
geeft desgevraagd tegen betaling copieën af; hij tracht ontbrekende
archiefstukken te verwerven enz. De voornaamste verplichtingen zijn
hem opgelegd in de artikelen 3 en 4 zijner instructie
Hubrecht, a. w. blz. 30. 31.
NOORDZIEK. Over het uitgeven van onbekende oorkonden der geschiedenis
van Nederland blz. 80 en 81.
2) Nederlandsch Archievenblad 1926/7, blz. 36 vlg.