14 belangstelling. Zij heeft zich althans tot mij, en zonder twijfel ook met eene soortgelijke vraag tot de hoofden van dien diensttak in andere landen, gewend met verzoek om opgave van eene lijst der hier te lande uitgebrachte rapporten van onderzoekingen, buitenslands ingesteld naar voor de Nederlandsche geschiedenis belangrijke docu menten Ik heb zulk eene lijst verschaft; maar ik vraag mij af, welk nut andere personen, dan zij, die de Nederlandsche taal verstaan, en wien de Nederlandsche geschiedenis interesseert, uit zulk eene trekken' Zoo iets, dan worden diergelijke onderzoekingen met een nationaal doel ondernomen, en voor de internationale zaak schi|nen zij mij van weinig belang. Ook de Volkenbondcommissie voor de intellectueele samenwer king heeft eene commissie voor de internationale samenwerking tus schen de archieven ingesteld. Van de werking dier commissie is tot dusverre naar buiten niets bespeurd. Ik zou hier mijn overzicht van hetgeen er in het afgeloopen jaar merkwaardigs op archiefgebied is voorgevallen, kunnen beëindigen ware het met, dat m„ persoonlijk nog iets op het hart ligt, waarvoor ik mij veroorloof ten slotte Uwe aandacht in te roepen het A t tWT/de/ afleVering ,Van den 'uist voltooiden jaargang van het Arch,evenblad- is een stuk opgenomen, dat den titel voertDe oezie van het archivariaat": ik heb de redenen aangevoerd, waarom i dat schrijven met beantwoorden en met den schrijver niet in debat treden kan. Maar de titel van dat opstel heeft mij toch aanleiding gegeven den ondergrond van den daarin tegen mij gerichten aanval nog eens nader te beschouwen en - geheel onafhankelijk van het edoelde opstel zelf - van mijn standpunt uit te trachten, naast de bovenbedoelde poezie" van het vak, de plichten van den archivaris nader te omlijnen. De eerste poging tot organisatie van het Nederlandsche archief wezen ging u,t van een lid van het Vertegenwoordigend lichaam der Bataafsche republiek, Van Roven. In het laatst van 1800 deed deze volksvertegenwoordiger het voorstel „tot het doen bijeen en in orde brengen van alle authenticgue charters, stukken en bescheiden, voor- maals berust hebbende bij de onderscheiden algemeene, gewestelijke of quartierhjke collegien van bestuur of administratie binnen deze Repu bliek, en welke betrekking hadden tot de Geschiedenis, Huishouding, Regeering, Wetten. Ordonnantiën, Statuten enz. van ons Vaderland ten dien effecte dat dezelve, onder behoorlijke surveillance en pzicht kunnen dienen ten nutte van het Betaafsche Volk in het a gemeen en ten dienste, bijzonderlijk van de beminnaren onzer Vaderlandsche Geschiedenis, welke zouden verlangen mogen daarvan 15 een gepast gebruik te maken."1) In dit voorstel wordt duidelijk onder scheid gemaakt tusschen het bijeen en in orde brengen der archivalia eenerzijds en het gepast gebruik daarvan maken door de beminnaren der Vaderlandsche Geschiedenis anderzijds, dus tusschen het werk van den archivarist en dat van den geschiedschrijver. Gelijk men weet, had het voorstel van Van Royen geene onmid dellijke gevolgen. Eerst 17 Juni 1802 werd door het Staatsbewind de burger H. van Wiin, verzocht en gecommitteert „1°. Om visie en inspectie te neemen van den staat, waarin zich bevinden de charters en oude geschreve Staatsstukken van dit Ge- meenebest, speciaal die de tijden, voor deszelfs oprigting en het eerste tijdvak daarna betreffen, tot op het sluiten van den Munster- schen Vreede. „2°. Om de zodanige onder dezelven, welke voor de Staat-, Ge schied- en Letterkunde van ons Vaderland het meest belangrijk zijn, op te spooren en af te zonderen van anderen, bij wier tegenwoordige vergetelheid weinig of niets verloren is, met dien verstande echter dat de charters der respectieve voorm. gemeene gewesten niet onder eikanderen zullen mogen vermengd of buiten het departement waar dezelve thans zijn gecustodieerd, overgebracht worden om elders te worden geplaatst. „3°. Om van de notabelste charters te maken een volleedigen inventaris, elk derzelven beknoptelijk te describeeren met bijvoeging van genoegzaame aanteekening omtrent derzelver inhoud en waarde. Om van zijne bevindingen in dezen en de vorderingen van zijn arbeid successievelijk verslag te doen aan den raad van Binnenland- sche Zaken, welke desnodig een nader instructie voor deszelfs werk- zaamheeden zal ontwerpen en van hem requireeren het afleggen van een eed van trouwe en secretaresse teneinde alle vrees voor alienatie of misbruik van Vaderlandsche charters zoveel mogelijk voor te komen." Nadat Van Wijn daarop beëedigd was, werd hem 5 Juli 1802 de titel van archivarius der Bataafsche republiek verleend. Van eene nadere instructie, welker vaststelling den Raad van Binnenland- sche Zaken in het besluit van 17 Juni sub 4 voorbehouden was, is mij niets bekend. Ik bepaal mij dus tot het bovengenoemde besluit en constateer, dat daarbij den toekomstigen archivaris werd opge dragen visie en inspectie te nemen van de oude overal verspreide archivalia, de belangrijkste stukken op te sporen en af te zonderen en een volledigen inventaris te maken van die notabelste charters, en ze kortelijk te beschrijven met aanteekening van derzelver inhoud HüBRECHT, De Onderwijswetten in Nederland, Vijfde afd. dl, II bid. 28.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1932 | | pagina 13