10
De Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen heeft nl.
goedgevonden, dat tot die bijeenkomsten voortaan ook zal worden
uitgenoodigd een vertegenwoordiger van de archiefcommissie, inge
steld door de Vereeniging van Nederlandsche gemeenten. Reeds
meermalen was geklaagd, dat in die bijeenkomsten der Rijksarchi
varissen over allerlei onderwerpen gehandeld werd, waarbij ook de
belangen der gemeentearchieven betrokken waren, zonder dat de
natuurlijke verdedigers dier belangen daarbij werden gehoord. Thans
is aan dat bezwaar tegemoet gekomen. De archiefcommissie van de
Vereeniging van Nederlandsche gemeenten kan als de meest compe
tente vertegenwoordigster van de belangen der gemeentelijke archie
ven, zoowel van die, welke door den gemeentesecretaris beheerd
worden, als van die, voor welke een eigen archivaris aangesteld is,
beschouwd worden. Zij heeft ook reeds meermalen blijk van hare
activiteit gegeven, zoodat bij haar de gemeentelijke archiefbelangen
in veilige handen zijn.
In den loop van het jaar is eene ministerieele aanschrijving ver
schenen omtrent de bevordering in rang der Rijksarchiefambtenaren.
Tot dusverre werd elk adjunct-commies, die zijn werk als zoodanig
behoorlijk deed, na verloop van tijd tot commies, elke commies tot
hoofdcommies bevorderd, zonder dat er daarbij in den aard van zijn
werk verandering behoefde te komen; in het reguest, in luni 1924
door de afdeeling Rijksarchiefambtenaren bij de Koningin ingediend,
wordt dat met zoovele woorden gezegd, en eene beschikking op
dat reguest is nooit ter kennis der afdeeling gebracht, zoodat dezer
zijds wel aangenomen mocht worden, dat de Regeering tegen die
opvatting geen bezwaar had. Intusschen is die meening gebleken
onjuist te zijn, en met het inzicht van den Minister, zooals dat uit
de bovenbedoelde aanschrijving blijkt, zal rekening te houden zijn.
Ik kom zoo van zelf tot de mutatiën, die in het afgeloopen jaar
in het personeel hebben plaats gehad. Daarbij denk ik zeker in de
eerste plaats aan het overlijden van onzen ambtgenoot Been, aan
wiens nagedachtenis Dr. Wiersum in het Archievenblad gevoelvolle
woorden heeft gewijd. Been was in de stad zijner inwoning den Briel
eene uiterst populaire figuur, en hij verdiende dat te zijn; want hij
kende de geschiedenis zijner stad niet slechts beter dan wie ook,
maar hij wist ze ook te doen leven en er belangstelling voor te
wekken bij de opgroeiende jeugd. Als archivaris trad hij minder op
den voorgrondmaar ook in onzen kring was hij een om zijn gezel
schap gewaardeerd lid.
Een ander medelid verloren wij in den heer W, J. Kernkamp,
oud-archivaris der gemeente Edam. In de laatste jaren bezocht deze
11
goedronde Noordhollander onze jaarvergaderingen nog maar zelden;
maar vroeger mocht ik hem er meermalen zien en in hem de belang
stelling van den leek want dat was hij in de herinneringen aan
de aloude vermaardheid zijner stad waardeeren.
Ook het overlijden van den veldwachter Perrels, wiens joviale
persoonlijkheid de belangstelling voor het archief der gemeente Veere,
die hij zelf bezat, aan anderen wist mede te deelen, moet hier ge
memoreerd worden. Hij kende het gemeentearchief als geen ander
en voelde zich dan ook een halven archivaris. En niets vond hij
heerlijker, dan als een heusche archivaris hem als collega aansprak.
Met hem is eene der meest typische persoonlijkheden, die ik ooit
gekend heb, heengegaan.
Generaal De Bas, die het vorige jaar in stilte zijn negentigsten
verjaardag had gevierd, heeft zijn een-en-negentigsten niet meer
beleefd. Hij is de oprichter van het Krijgsgeschiedkundig archief, en
hoewel die instelling in onze kringen niet populair was, heb ik
afgescheiden van alles in den ouden generaal altijd bewonderd
het doorzettingsvermogen en de kracht, waarvan hij bij het tot stand
brengen en het handhaven dier instelling, trots de ongunst der tijden,
blijk gegeven heeft.
Niet door den dood, maar door aftreden tengevolge van ziekte
zijn uit ons corps twee ambtenaren getreden, die, hoe verschillend
ook in aanleg en persoonlijkheid, beiden hunne verdiensten voor het
archiefwezen hadden. Oltmans heb ik slechts oppervlakkig gekend;
maar ik ken den ijver, dien hij bij het ordenen zoo der Drentsche
als der Geldersche archieven altijd heeft betoond. Vooral te Assen,
waar hij wortel geschoten had, was hij geheel op zijne plaats, en ik
zou het een geluk hebben geacht, zoo hij daar gebleven was, en
zoo hem, na de opheffing van het archivarisambt, de leiding daar
had kunnen worden toevertrouwd.
Veel nader stond mij, en staat mij gelukkig nog, Mr. Verspyck
Miinssens, zoo vele jaren mijn beproefde en vertrouwde medewerker.
Dat het Algemeen Rijksarchief dezen bescheiden werker, die zich
nooit op den voorgrond stelde, maar wiens invloed op den goeden
gang van zaken onmiskenbaar was, moet missen, is voor de instelling
een groot verlies, voor mij persoonlijk is dat verlies nog vee! harder.
Gelukkig is zijne belangstelling voor wat hem vroeger zoo lief was,
gebleven, en heeft hij gelegenheid gevonden door zijne bemoeiingen
met het HEEREMAN-archief zijne gaven aan het werk zijner keuze te
kunnen blijven wijden.
In zijne plaats is tot secretaresse aan het Algemeen Rijksachief
Mejuffrouw Korvezee, tot dusverre tijdelijke bibliothecaresse, aange-