126 „wekken wij de onverschilligen uit hunnen dommel, zij het dan ook „soms met de groote trom Zoo klonk het veertig jaar geleden; laat ieder onzer voor zich zelf nagaan in hoeverre er verbetering in deze opvatting is gekomen. Men zal dan allicht tot de gevolgtrekking komen, dat er nog heel wat te doen is, en dat men dit doel niet zal bereiken door persoonlijk krakeel, maar door een zoo groot mogelijke eendrachtige samen werking, met erkenning van ieders persoonlijke opvattingen maar met vooropstelling van het oogmerk om iets te bereiken, wat van belang is en nuttig kan zijn voor het vak, dat ons lief geworden is. In de eerste jaargangen van ons orgaan bladerend, komt telkens een gevoel van weemoed bij ons op, wanneer men de stem meent te hooren, van hen wier mond nu voor goed is gesloten. Zoo treft ons de uitspraak van mr. Dozy die eenige bladzijden verder ver kondigt: „Langzamerhand worden ook archivarissen beschouwd als „ambtenaren, wien even als anderen de behartiging van een rijks- of „gemeentebelang is opgedragen. Zij zijn niet langer met hun archief „in de achterhoeken der raadhuizen weggestopt, al huizen zij nog „vaak op zolders. Hield men langen tijd de archieven voor den prul lenbak der administratie, zij worden meer en meer met een ander „oog aangezien." De eerste stoot, die gegeven werd in de richting van het tot standkomen eener handleiding, vindt men in de bijdrage van mr. S. Gratama in dienzelfden jaargangEenige regelen voor ordening en inventarisatie der archieven van kleinere steden en waterschappen.2) Bij aandachtige lezing van deze bijdrage, zal men al gauw opmerken, hoeveel van hetgeen daarin vermeld wordt, later in een of anderen vorm in de Handleiding is gekomen, b.v. „een archief is een organisch geheel, dat uit en met de corporatie, „waaraan het behoort, gegroeid is"; „in het archief eener corporatie „vindt men den neerslag der handelingen van hare vertegenwoordigers „of van de haar samenstellende personen, natuurlijk voor zoover iets „daarvan in schrift werd gebracht". Dan zal men ook aantreffen de zinsnede: „in de protocollen, in welke de handelingen der vertegen woordigers zijn opgeteekend", wordt gevonden „het geraamte, „waaromheen de andere stukken moeten worden gegroepeerd". Ook toen werd reeds gewezen op de moeilijkheid, die zich zal voordoen, dat er, „zooals voor den aanvang bij ieder archief eener „eenigszins oudere corporatie het geval is, geen protocollen bestaan", Oud en nieuw archief; blz. 9 volg.; in 't bijzonder bladz. 11 Eerste iaargang Nederlandsch Archievenblad. 2) Nederlandsch Archievenblad, 1892/3, bladz. 36. 127 terwijl een oplossing van deze moeilijkheid aan de hand wordt gedaan. Tenslotte wil ik hier nog de aandacht vestigen op deze opmerking „In het algemeen moet de bestaande ordening blijven gehandhaafd, „althans nooit dan na de meest nauwgezette overweging worden „overgegaan van het een tot het ander, wanneer in vroeger tijd „duidelijk een keuze is gedaan tusschen wat ik zou willen noemen: „het dossier-systeem en de chronologische ordening." Hoort men hier niet als ondertoon het „respect des fonds"? De vraag „wat verlangt men van een inventaris?" wordt voorts beantwoord met: „Naar mijn inzien zal deze in het algemeen niet meer behoeven te geven „dan een overzicht van den inhoud van en tevens moeten zijn een „betrouwbare wegwijzer in het betrekkelijk archief, dat voor den oninge wijde, hoe goed geordend het ook zij, aanvankelijk een doolhof blijft."2) Besluitend zegt de schrijver o.a. nog „Het komt mij voor, dat ook „in grootere archieven de hierboven gestelde regels toepassing zouden „kunnen vinden." Het was, dunkt mij, voornamelijk in verband met deze laatste opmerking, dat veel gevolgd is, wat eindigen moest met de samenstelling eener handleiding. Niet als gevolg van de lezing dezer bijdrage, immers in dezelfde aflevering zond mr. S. Muller Fz. zijn eerste bijdrage in: De inrich ting onzer a r c h i ef - i n v e n t a r i ss e n. De aanleiding tot het schrijven dezer bijdrage werd gevonden in het kort na elkaar ver schijnen van eenige inventarissen die ieder op zich zelf naar een verschillend systeem zijn bewerkt. Door de regeering uitgegeven zouden zij dus als officieele modellen kunnen worden beschouwd, maar het verschil van systeem maakt dat zij niet als leidraad kunnen dienen. „Een leiddraad zal ons dus niet geschonken worden, wij zijn en „blijven vrij. Misschien is het trouwens beter zoo. Maar toch zeker „alleen dan, wanneer wij ons zeiven helpen en trachten door onder- „linge bespreking het over de hoofdpunten althans eens te worden. „Indien onze vereeniging recht van bestaan heeft, dan is het m.i. in „de allereerste plaats, ik zou bijna zeggen uitsluitend daarom. Elk „archief stelt zijne eigene eischende eigenaardige inrichting van „elk regeeringscollege maakt het onvermijdelijk dat ook het door „elk college nagelatene archief eigenaardig ingericht worde. Boven dien, ouderdom en omvang van een archief moeten invloed hebben „op de uitvoerigheid der beschrijvingen. Zoo zijn er meer redenen „voor verschil van bewerking. Maar juist daarom is het des Nederlandsch Archievenblad, 1892/3 bladz. 39. 2) Ibidem bladz. 40.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1931 | | pagina 8