184 gehoor van Prof. dr. U. Folkers uit Rostock, die een voordracht hield over de ontwikkelingsgeschiedenis van hetFriesche en Saksische huis, in hoofdzaak het boerenhuis, een onderwerp dat mij bijzonder interesseerde en dat in een zeer doorwrochte en met overtuiging uitgesproken rede behandeld werd. Na de ontbijtpauze begon om twaalf uur de gemeenschappelijke zitting van de beide vereenigingen. Gelijk met den Hanseverein namelijk hield ook de Verein fur niederdeutsche Sprachforschung zijn jaarvergadering te Bremen en zeer verstandig hadden de beide ver eenigingen voor sommige onderwerpen denzelfden inleider op het zelfde uur gevraagd. Op deze vergadering dan hield de ons Neder landers wel bekende Dr. Hermann Watien, thans hoogleeraar te Munster, een voordracht over Noord-Amerika en de beginjaren van den Norddeutschen Lloyd. Een onderwerp, dat hem, den Bremer reederszoon, inspireerde tot een gloedvolle rede, die daverenden bijval vond. Hiermede was feitelijk het officieele gedeelte van het congres afgeloopen. Na het gemeenschappelijk middagmaal op het terras van het Parkhaus in het mooie Biirgerpark welke van onze groote steden kan op zulk een prachtig park bogen? - werd de middag aan museumbezoek besteed. Ik bezocht het Ethnologisch en het Oudheid kundig Fockemuseum. 's Avonds in den Stadsschouwburg, waar voor de congresleden een alleraardigste „niederdeutsche" voorstelling werd gegeven van het blijspel van Hans Balzer Döt Loch in 'n Tun heb ik mij een weinig verkneukeld in het feit, dat ik als Groninger Ommelander het plat- duitsch beter kon volgen dan menig Bremer stedeling. Den volgenden dag, Donderdag, bood de Norddeutsche Lloyd een „Helgolandfahrt" aan. Hoe verrukkelijk die tocht bij fraai zomerweer kan zijn en wij troffen een uitgezochten dag heeft men in de bladen kunnen lezen, toen een veertien dagen voor ons de Allge- meine Deutsche Musikverein denzelfden tocht maakte. Ik hoef er hier dus niet meer van te zeggen. Het was schitterend. Dit was het einde van het zoo in alle opzichten goed geregelde congres. Het bijwonen er van was inderdaad een genot en hoewel ik het wetenschappelijk deel niet geheel en al heb meegemaakt, kan ik toch met volle overtuiging zeggen, dat ook dit op hoog peil stond. De congresbestuurders behandelden al hun gasten met gelijke be leefdheid en deden hun best om hun wenschen te voorkomen, maar de buitenlandsche bezoekers hadden toch nog een streepje voor. Vooral de voorzitter, Staatsrat Dr. Kretzschmar uit Lübeck, was de hoffelijkheid zelf. De Nederlanders die er waren, met mij alleen de 185 heeren Schoengen en Brünner, konden menig ouden bekende onder de Duitschers begroeten; behalve prof. Watien mag ik hier wel den kunsthistoricus Dr. Harry Schmidt uit Kiel noemen, die het degelijke boek over den schilder Jürgen Ovens heeft geschreven. Onder mijn nieuwe bekenden vermeld ik met dankbaarheid den oud-syndicus van de Bürgerschaft Dr. Bruns te Lübeck, die mij tijdens mijn bezoek aan die stad als een ervaren gids ter zijde stond. Waarom waren er op dit congres maar drie Nederlanders? Laten er op dat van het volgend jaar te Dortmund toch eens wat meer komen.E. WIERSUM. Kleinere Bijdrage. Een brief van Hendrik vanWijn over zijn pensioen. - In het Archief van de Prefecture du Departement du Zuiderzee, boïte Pensions bevindt zich het volgende schrijven „La Haye le 17 Mars 1813. A Monsieur le Comte de Celles, Maïtre des Requetes, Chevalier de la Légion d' Honneur et de 1 Ordre Imperial de la Réunion, Préfet du Département du Zuiderzee. Monsieur le Comte, Je viens de recevoir hier le soir, du Bureau de la Prefecture des Bouches de la Meuse, l'honneur de votre lettre du 15 Mars passé, m' annongant que son Excellence, le Ministre du Trésor public, a fait adresser a votre personne le brevet, qui m'accorde une pension annuelle et viagère de deux mille francs, pour mes services, comme ancien garde des archives de Hollande, raison pourquoi il vous plait, de m' inviter a me rendre, incessament, dans les bureaux de votre préfecture, pour que ce brevet puisse m'être remis en forme due, et que j* en passé regu. Je satisferais bien volontiers, Monsieur le Comte, immédiatement a cette invitation, si les maux rheumatiques et sciatiques me permettaient déja de faire le tour pour Amsterdam, mais, comme, a mon regret, ils me dérobent encore cette faculté, j 'ose vous prier, Monsieur, de bien vouloir accréditer une qualification sous ma signature, dont je munirai en tout cas, encore cette semaine, le sieur Breve, demeurant a Amsterdam, pour recevoir, en mon nom, la remise dudit brevet, en forme due, d' en passer regu, et de faire, pour mon compte, tout ce que je pourrois et devrais faire moi même, si je fusse présent. Espérant que votre personne me pourroit accorder cette grace, j'ai Phonneur d'ètre avec une profonde vénération, Monsieur le Comte, Votre trés humble trés obéissant serviteur H. van Wijn.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1931 | | pagina 37