178 Ook uit ander oogpunt is het bijeenbrengen van historische prijs gegevens gewenscht. Er is indertijd, m.i. terecht, door mr. S. Muller Fzn, opgemerkt, dat de beteekenis van onze kennis omtrent den prijs van een enkel artikel in een enkel jaar nihil is. Dit verandert echter, wanneer wij de prijsbeweging van hetzelfde artikel over een groote reeks van jaren kunnen volgen. De geschiedenis en de beteekenis van de goederen worden dan als het ware in hun prijsveranderingen weerspiegeld. De prijsschommelingen zullen op haar beurt aanleiding geven tot nieuwe onderzoekingen om een verklaring van haar optreden te geven. In het bijzonder echter krijgt een reeks van prijzen belang voor de betere kennis van den levensstandaard der bevolking. Vooral als een aantal prijzen van de belangrijkste artikelen verzameld kan worden over een lange reeks van jaren, zal het mogelijk zijn voor de verschillende perioden het algemeene prijsniveau vast te stellen. Voor een juist inzicht in de internationale verhoudingen, en met name in de internationale concurrentie, is kennis hiervan noodzakelijk. Wat wij op het oogenblik hiervan weten is heel weinig en berust grooten- deels nog op enkele oude op zich zelf staande steeds herhaalde gegevens, maar waarvoor het wetenschappelijk bewijs nog zwak moet worden geacht. Het verzamelen van de prijzen der voornaamste artikelen zal ons in staat stellen, door de prijzen met de loonen en salarissen in verband te brengen, een scherper beeld te vormen van het welvaartspeil, dat door de verschillende lagen der bevolking bereikt werd. Ook de prijsstijgingen, die men toeschrijft aan den invoer van het Amerikaansche goud in de zestiende eeuw en later, verdienen een nader statistisch onderzoek. De redenen om op breeden grondslag prijzen te verzamelen zijn dus vele. Een systematisch onderzoek in de verschillende archief depóts om het omvangrijke aanwezige materiaal te verzamelen en te schiften is daarom noodig. In ons land is op het gebied der prijs geschiedenis weinig gewerkt. Behalve twee uitgaven van het Centraal Bureau voor de Statistiek, waarvan de eene de marktprijzen van granen te Arnhem van 1544—1901 geeft en de andere die te Middelburg van 1801—1900, bezitten wij de zorgvuldige en interessante studie van mr. j. A. Sillem, „Tabellen van marktprijzen van granen te Utrecht in de jaren 1391 tot 1644", die voor de verschillende graansoorten, die op de Utrechtsche markt verkocht werden, prijsreeksen van bijna twee en een halve eeuw heeft kunnen opstellen. Jammer is dat wij ook voor andere graanmarkten in dien tijd niet soortgelijke prijsstudies bezitten. Eerst dan zouden wij een algemeen beeld van de graanprijzen in ons land tot het midden der zeventiende 179 eeuw verkrijgen. Natuurlijk zouden wij zelfs dan nog ver verwijderd zijn van de mogelijkheid het algemeene prijsniveau vast te stellen of de algemeene prijsontwikkeling. Men zal, om het algemeene prijsniveau in een bepaalde landstreek of stad te kunnen bepalen, van een niet te klein aantal belangrijke artikelen de prijzen moeten opsporen, liefst prijzen, die uit eenzelfde bron afkomstig zijn, opdat de innerlijke waarde ervan niet te veel uiteenloopt. Het spreekt vanzelf, dat de verschillen en veranderingen in het maat- en het muntwezen ernstige moeilijkheden veroorzaken, die afzonderlijk onder de oogen moeten worden gezien. Ook de verdere bewerkingen en samenvattingen der reeksen brengen nieuwe problemen, waarop hier echter niet nader kan worden ingegaan. Uit het bovenstaande blijkt wel, dat in de prijsgeschiedenis nog weinig gewerkt is, en dan nog is doorgaans alleen de prijsbeweging van de granen onderzocht. Bijna alles is dus nog te doen. In andere landen is hetzelfde verschijnsel te constateeren. Wel is daar iets meer op dit gebied bijeengebracht, maar dit kan doorgaans de kritiek niet doorstaan. Zoo zijn de zeven deelen van het werk van den bekenden Franschen historicus d'AvENEL, Histoire économique de la propriété, des sa/aires, des denrées et de tous les prix en général depuis Tan 1200 usqu'a Tan 1800, vrijwel waardeloos, omdat niet voldoende op de verschillen in maat en gualiteit is gelet. Ook de internationale zijde van de prijsgeschiedenis is be langrijk. Hoe kan de beteekenis van het prijsniveau van een land voor haar concurrentie-capaciteit goed worden begrepen, als het prijsniveau van de concurrenten niet bekend is. Het belang van de kennis aangaande den levensstandaard eener bevolking is veel grooter als wij ook die van een andere natie kennen. Vandaar dat thans pogingen worden aangewend een onderzoek naar de prijsgeschiedenis op internationalen grondslag in te stellen. Daartoe is, ongeveer een jaar geleden, het International Scientific Committee on Price History opgericht, waarin op dit oogenblik Engeland vertegenwoordigd is door den voorzitter, den bekenden Engelschen econoom Sir William H. Beveridge, Frankrijk door prof. Henri Hauser, Duitschland door dr. M. Elsas, Oostenrijk door prof. A. F. Pribram, de Vereenigde Staten door prof. Edwin F. Gay, Nederland door ondergeteekende, terwijl dr. Earl J. Hamilton, hoewel geen lid der Commissie, het onderzoek in Spanje leidt. Elk der genoemde leden treedt als nationaal directeur op, belast met de algemeene leiding van het nationale werk. Voor dezen veel omvattenden arbeid is financieele steun door de Ameri kaansche Economie Foundation toegezegd, als wier vertegenwoordiger prof. Arthur H. Cole, hoogleeraar in de economische geschiedenis

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1931 | | pagina 34