174 Uit de nieuwere tijden zijn van belang de processtukken tegen Mr. Franpois Hinlópen (1704—1713) over het schaarrecht van de hof stede Oud-Bussem en met Abraham Scheerenbero (1759) over het recht van schapen weiden. Hiervan heeft reeds het meerendeel het licht gezien, terwijl beide processen reeds meer dan één geschiedschrijver gevonden hebben. Hetzelfde is het geval met de Erfgooierswet van 1912. De vol ledige stukken betreffende haar totstandkoming, haar uitlegging en de plannen en voorstellen om haar te wijzigen worden op het Ge meentelandshuis te Hilversum bewaard. Daaronder berust ook de correspondentie met Mr. S. Gratama over de interpretatie der wet, die in hoofdzaak zijn schepping was. De schrijvers over de jongste geschiedenis van Gooiland hebben ook deze stukken niet ongebruikt gelaten. Tot slot van dit overzicht in vogelvlucht van het Erfgooiers- archief, waarbij alleen het belangrijkste voor de geschiedenis naar voren werd gebracht, moge de vraag aangeroerd worden, naar welken jaarstijl Gooische stukken uit de Middeleeuwen gedateerd zijn. Bij het verzamelen der Rechtsbronnen van Gooiland openbaarde een aparte Gooische stijl zich slechts in zooverre, dat de eerste schaar- brief, dd. 1404 Januari 25, die door de Gooiers zelf uitgevaardigd werd, stellig niet naar den Paaschstijl, maar naar den Kerst-, mogelijk naar den Nieuwjaarstijl gedateerd is. Immers de bevestiging daarvan door hertog Albrecht van denzelfden dag is gedateerd op „sunte Pauwelsdach Conversio" 1403. Dit beteekent dus, dat deze Hol- Iandsche acte, zooals te verwachten was, het jaar met Paschen rekent te beginnen. Bij den schaarbrief moet men dus wel Kerststijl aannemen, tenzij men hem als argument wil laten gelden voor de theorie van Mr. S. Muller Fz., dat onder het volk de Nieuwjaarstijl de geheele Middeleeuwen door is blijven leven, en ook bij dit door een volksgemeenschap uitgevaardigde stuk het gebruik van dien stijl wil veronderstellen. D. TH. ENKLAAR. De „Archivberatungsstelle" der Pruisische Rijnprovincie. In den 37sten jaargang van dit blad (blz. 154 vlg.) vestigde ik de aandacht op een aflevering van het Nachrichten-Blatt für rheinische Heimatpflege, gewijd aan het archiefwezen in de Rijnprovincie en in het bijzonder aan de Archivberatungsstelle te Düsseldorf, die toen nog aan het begin harer werkzaamheden stond. Er is thans een tweede „Archivnummer" van het genoemde blad uitgekomen (de 2de aflevering 175 van den 2den jaargang), waarin Dr. W. Kisky een uitvoerig verslag uitbrengt (blz. 257 vlg.) van de werkzaamheden der Beratungsstelle gedurende de twee jaren van haar bestaan. De wijze, waarop deze jonge instelling hare taak opvat, en de resultaten, die zij tot dusverre heeft bereikt, verdienen onze belangstelling. Ik kom er daarom in dit blad op terug, met de bedoeling om de lectuur van Dr. Kisky's bijdrage aan te bevelen. Dr. Kisky verdeelt zijn verslag in: I. een algemeen gedeelte, II. mededeelingen omtrent de archieven, waarmede men in aanraking is geweest, III. eenige samenvattende opmerkingen. Bij zijn algemeene beschouwingen maakt hij met voldoening melding van de van alle zijden, van wereldlijke en kerkelijke autoriteiten, vereenigingen en particulieren ondervonden medewerking. Hij legt er den nadruk op, dat het vooral gaat om het behoud van archivalia. Ordening en beschrijving komen eerst in de tweede plaats. Tot dat behoud kunnen wettelijke voorschriften dienstig zijn, maar de ervaring leert, dat er telkens ter plaatse op de uitvoering van die voorschriften moet worden toegezien. Daarom is het van veel belang, dat zij, die door hunne werk zaamheid, door persoonlijke belangstelling of op andere wijze in aan raking komen met archieven, zooveel mogelijk op de hoogte worden gesteld van de voor het behoud en eventueel voor de ordening van die archieven vereischte maatregelen. Vooral in persoonlijke bezoeken ziet de Beratungsstelle een middel om zich medewerkers te ver schaffen. In sommige gevallen wordt hun ter plaatse vertoond, door zelf de eerste hand te slaan aan de ordening en de berging van het archief, hoe dit behandeld moet worden. Daarnaast echter worden ook archieven naar Düsseldorf opgezonden, ter beschrijving door Dr, Redlich. De ervaringen met de vóór den oorlog in de Rijnprovincie onder nomen inventarisatie van de „nicht-staatliche Archive" zijn zeer ont moedigend (men had er zelfs niet voor gezorgd, dat de archief beheerders exemplaren van de inventarissen hunner archieven kregen doch hebben er aanleiding toe gegeven, voor die inventarisatie thans een nieuw plan te ontwerpen. Volgens dat plan zal Kreis na Kreis worden bewerkt. Het ligt in de bedoeling, bij elkaar in druk uit te geven inventarissen van alle in een Kreis aangetroffen archieven, een systeem, dat wellicht aanbeveling verdient boven dat van onze bundels inventarissen van rijks- en andere archieven. Intusschen kan, gelijk gezegd is, de inventarisatie niet op den voorgrond staan, zoodat we die verzamelingen van inventarissen, die zeer veel werk zullen kosten, voorloopig niet zullen zien verschijnen. Om een indruk te geven van den omvang van dezen arbeid zal een voorloopige lijst van alle in

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1931 | | pagina 32