166
als gevolg van welke vertegenwoordiging copieën van de Bentheim-
sche landdagsrecessen aan de Staten werden gezonden. Na de ver
heffing van Willem III tot stadhouder heeft men bij resolutie van 3
November 1677 deze goederen benevens de leengerechtigheid van
Nieuwenhuis c. a., alsmede die van Lingen aan den stadhouder
geschonken, doch na diens kinderloos overlijden keerden ze tot de
provincie terug, terwijl bij resolutie van 7 November 1747 ze weer
aan Willem IV en al diens wettige nakomelingen werden afgestaan.
Bij de omwenteling van 1795 werden alle goederen van den stad
houder, de Bentheimsche domeinen inbegrepen, tot nationaal domein
verklaard, doch in 1802 bet beheer weer aan Overijssel gegeven
onder oppertoezicht van den Thesaurier-generaal en de Raden van
Finantiën, terwijl kort daarna alle charters en papieren de admini
stratie dezer domeinen betreffende, naar Overijssel werden opgezon
den.2) De laatste rentmeester, G. van Assen, heeft tot het einde
van 1811 het bewind over deze goederen gevoerd, die daarna recht
streeks onder het beheer van den Directeur van het Staatsdomein
schijnen gekomen te zijn.3) Daar de „lijfeigenschap" in het hertog
dom Berg Kleef (waaronder Bentheim toen ter tijd behoorde) bij
Keizerlijk Decreet van 12 December 18084) was afgeschaft en daar
mede de inkomsten grootendeels vervielen, heeft het bewind van den
rentmeester over de jaren 1809-1811 waarschijnlijk alleen de afwik
keling zijner administratie betroffen.5) Naast de reeds genoemde
landdagsrecessen zijn een groot aantal rekeningen en andere stukken
betreffende deze domeinen, loopende van het einde der 17e tot
het begin der 19e eeuw, bewaard gebleven. Voor een gedeelte zijn
deze stukken eerst in 1873, verpakt in twee groote kisten, op den
zolder van de provinciale griffie ontdekt.
Een tweetal belangrijke aanwinsten heeft het oude provinciale
archiefdepot in lateren tijd verworven, die hier even gememoreerd
dienen te worden. In 1860 werd van den ontvanger der registratie
Zie de resolutien van het Departementaal Bestuur van 19 Juli 1802.
2) Alsvoren, 21 Juli en 15 September 1802.
3! Notulen van den Prefect van 19 |anuari 1811, no. 10.
4) Afschrift van een Duitsche vertaling van dit Decreet werd door den rent
meester toegezonden aan den Landdrost van Overijssel blijkens het Verbaal der Domeinen
van 15 ürasmaand 1809, no. 2. Het genoemde Keizerlijk Decreet ontbreekt in het
Bulletin des lois.
5) Dit klopt ook met het feit, dat de laatste rekening van den rentmeester
G. VAN ASSEN loopt over het jaar 1808. Zij werd eerst 6 Maart 1815 door den Raad
en Rekenkamer der Domeinen afgehoord en gesloten, waarbij de rendant bijna f 3900
schuldig bleef. Hierover is nog in 1840 met de erfgenamen van G. VAN ASSEN gepro
cedeerd voor de Rechtbank te Almelo. (Bundel processtukken en correspondentie, af
komstig van mr. H. RAEDT, advocaat-fiscaal der domeinen, gevonden tusschen de
in 1928 uit het gemeente-archief van Ootmarsum ontvangen rechterlijke stukken.)
167
en domeinen te Zwolle het z.g. „domein-archief" overgenomen, dat
meerendeels bleek te bestaan uit stukken, behoord hebbende tot het
archief van den rentmeester der domeinen in Twenthe. Tot dit archief
moeten eertijds ook hebben behoord een groot aantal hofboeken van
de Twenthsche hoven, die in het bezit zijn geweest van mr. H. j.
Raedt, advocaat-fiscaal der domeinen, blijkens een 1 September 1841
door hem opgemaakte lijst Slechts drie van deze hofboeken zijn
in het Rijksarchiefdepot te Zwolle terechtgekomen, terwijl een niet
onbelangrijk gedeelte thans nog in de collectie van wijlen den heer
C. Snuif te Enschede en in de Oudheidkamer te Oldenzaal berusten.
De tweede aanwinst, het archief van den ambtman van het
stift Essen, werd mede in 1860 verworven door aankoop van de
dames Lantman, dochters van den laatst overleden ambtman. Over
den aard van dit archief moge worden verwezen naar den gedrukten
inventaris 2).
Gaan wij thans over tot de bespreking van de centralisatie van
het Staten-archief. In de jaren 1798—1811 heeft, als gevolg van de
opeenvolgende staatsregelingen, een telkens wisselende administratie
het bestuur over de provincie gevoerd. Van April 1799 tot Juni 1802
strekte het bestuur van het „Departement van den Ouden ijssel
(hoofdplaats Zwolle) zich bovendien uit over een groot gedeelte van
Drenthe, Friesland en Gelderland, terwijl van Juni 1802 tot Augustus
1805 het voormalige landschap Drenthe met Overijssel was vereenigd.
De rechtspraak van de Klaring was vervallen en 1 October 1799 een
„Gerechtshof der Bataafsche Republiek in het Departement van den
Ouden Ijssel" geinstalleerd, ingevolge publicatie van het Uitvoerend
Bewind van 23 September tevoren 3). Dit gerechtshof, zetelend te
Kampen, moest in 1802 plaats maken voor een „Departementaal Hof
van Justitie", zetelend te Deventer, totdat Napoleon aan dit alles een
einde maakte en decreteerde: la Hollande est réunie a 1 Empire.
Daarna werd in 1811 de Fransche administratie en wetgeving hier
te lande ingevoerd, die, althans wat de wetgeving en de rechterlijke
organisatie betreft, van blijvenden invloed in ons land zijn geweest.
De archieven van al deze opeenvolgende bestuurslichamen zijn mede
in het oude provinciale archiefdepót bewaard gebleven.
Zie deze lijst onder de Aanwinsten 1885. Verslagen omtrent 's Rijks Oude
Archieven 1885 blz. 65).
2) Zie mijn inventaris van Het archief van den ambtman van het stift Essen
afgedrukt in de Verslagen omtrent 's Rijks Oude Archieven, 1926, deel II.
3) Mr. Dr. C. OVERVOORDE De rechterlijke indeeling na 1795 (Geschiedkundige
atlas van Nederland) maakt geen melding van dit Gerechtshof, dat speciaal werd
opgericht ter behandeling van delicten, vermeld in de publicatie van het Uitvoerend
Bewind van 23 Augustus 1799.