165
164
November 1530') deden Commissarissen en Raden des Keizers van
hunne belangstelling in den inhoud dezer kist blijk geven, doch
Ridderschap en Steden verklaarden zich niet bereid de stukken af
te staan, doch stonden alleen toe, er afschriften van te maken.
Overigens schenen Ridderschap en Steden zelve van den inhoud der
Landskist die alleen bij hooge uitzondering werd geopend slechts
een vage voorstelling te hebben, toen zij meenden in 1571 de kist
te moeten openen om te doen zien, of hierin wellicht ook lands-
privileges geborgen waren, die met goed gevolg gebruikt zouden
kunnen worden tegen de invoering der Crimineele Ordonnantie van
koning Philips. De inhoud bleek uitsluitend te bestaan uit stukken, die
tot het bisschoppelijk archief behoorden en zij zijn dan ook in 1894
in bruikleen afgestaan aan het Rijksarchief te Utrecht.2)
Tijdens den opstand tegen Spanje waren de kloosters behalve
die, welke binnen de steden gelegen waren langzamerhand ook
onder het beheer der Staten gekomen en daarmede ook de klooster
archieven, voor zooverre ze tenminste niet reeds door de klooster
lingen waren weggevoerd. Over het beheer dezer kloostergoederen
ontstond weldra twist tusschen de Steden en de Ridderschap, totdat
in 1663 een overeenkomst tot stand kwam, waarbij een deel der
kloostergoederen onder het uitsluitend beheer der Ridderschap kwam,
terwijl het andere deel onder dat der Staten bleef. De Ridderschap
was n.l. niet alleen een deel der Staten, maar vormde ook een af
zonderlijk lichaam met een eigen griffier, die vóór 1707 dezelfde
persoon was als de griffier der Staten. Vanaf het midden der 17e
eeuw is het archief der Ridderschap grootendeels bewaard gebleven.
Nog vóór de omwenteling van 1795, toen de Ridderschap de ver
gadering der Staten verliet, was een deel van haar achief in October
van het vorige jaar reeds naar Lingen vervoerd en in een gesloten
kist ten huize van prof. S. F. Meiling gedeponeerd.3) De Provisioneele
Representanten des volks van Overijssel zooals de Staten zich
thans noemden hadden nu ook het beheer der voormalige ridder
schapsgoederen aan zich getrokken en zonden daarop 20 Juni 1797
een gemachtigde naar Lingen met verzoek tot afgifte van genoemde
kist, hetgeen door prof. Meiling werd geweigerd, daar de gemachtigde
geen speciale order had van de deponenten. 4) Nadat de Provisioneele
Representanten waren opgevolgd door het Intermediair Administratief
Vgl. mr. 1.1. V. DOORNINCK, Overijssel onder Kerel V. (Deventer, 1889), aid. blz. 103.
2) Mr. S. MULLER FZN., Catalogus van het archief der bisschoppen van Utrecht,
blz. X, XI en XXXIX.
3) Vgl. de secrete resolutien van de Ridderschap van 25 en 26 Sept. 1794.
4) Zie de resolutiën van de Provisioneele Representanten van 17 Octob. 1797.
Bestuur, kwam de kwestie opnieuw ter sprake, en nadat de richter
van Delden J. A. Verstege door genoemd bestuur blijkens de resolutiën
van 31 Juli en 3 Augustus 1798 met de vereischte volmacht was
voorzien, werd de kist 10 Augustus daarop ter griffie gedeponeerd.
Intusschen bleef mr. P. Putman, griffier der voormalige Ridderschap,
met de gedeeltelijk administratie der Ridderschaps-goederen, alsmede
met het ambt van leengriffier belast, totdat hij bij Staatsbesluit van
18 Juni 1805 no. 4 werd gepensionneerd, en hem werd gelast, de onder
hem berustende ieenregisters en daarbij behoorende papieren aan den
Raad van Financiën in Overijssel over te geven, met gualificatie op
den secretaris van dien Raad om den post van leengriffier verder
waar te nemen.1) Op 29 October 1805 rapporteerde de secretaris,
onder overlegging van een inventaris van het archief der leenkamer,
dat hij deze stukken had overgenomen, doch dat hij wegens den
grooten omvang van het archief der Ridderschap, dat zich in drie
groote kasten in het huis van den heer Putman te Deventer bevond,
dit niet zoo spoedig had kunnen inventariseeren, maar zoo spoedig
mogelijk dit zou overnemen.
Naast de vergaderingen van de geheele Ridderschap hield deze
ook in de drie kwartieren Salland, Twenthe en Vollenhove afzonder
lijke vergaderingen van de aldaar gevestigde leden. Van deze kwartiers
vergaderingen der Ridderschap is door het ontbreken der archieven
slechts weinig bekend; alleen het archief der Ridderschap van het
kwartier Vollenhove is (vanaf het midden der 17e eeuw) grootendeels
bewaard gebleven; de resolutieboeken en de rekeningen werden in
1854 door Mr. G. W. baron van Dedem aan het provinciaal archief
geschonken, terwijl de ingekomen brieven in 1860 op het stadhuis te
Vollenhove gevonden en naar het provinciaal archief overgebracht
werden.
Nog moet hier melding worden gemaakt van een belangrijke
verzameling stukken, die men hier allicht niet zou verwachten, n.l.
die betreffende de Bentheimsche domeinen. De Staten bezaten n.l.
een aanzienlijk aantal domeinen, meerendeels hofhoorige goederen,
in de nedergraafschap Bentheim, eensdeels afkomstig van de kloosters
Windesheim, Sibculo en Albergen, anderdeels behoorende tot de
domeinen van Salland en Twenthe, voornamelijk onder den hof van
Ootmarsum behoorende.2) Aan het bezit dezer goederen was het
recht van „premier stende" in den Bentheimschen landdag verbonden,
Zie de Notulen van den Raad van Financien van 12 Sept. 1805.
2) Over den verschillenden aard dezer goederen zie men een belangrijk advies
van mr. W. RACER in Verslagen en Mededeelingen Ov. Regt en Gesch. 2e stuk, bl. 17.