156 et davantage encore, car comme élégance, méthode et sens artistique c'était un modèle inimitable. Soyez assure, mon cher Président, que ce n'est pas la une simple rhétorique, mais l'expression de notre vraie douleur, depuis celle du Maréchal jusqu'a celle du dernier de nos collaborateurs. R. B. Uit de geschiedenis der oude provinciale archieven in Overijssel. Het onderstaande is een bewerking op verzoek van den redacteur van dit blad van mijn artikel: De Rijksarchiefbewaarplaats in Overijssel, verschenen in het verzamelwerk „Overijssel" Het beoogt geenszins te zijn een volledige geschiedenis van de oude provinciale archieven, doch wil slechts het belangrijkste uit die geschiedenis naar voren brengen. In den tijd, dat de Utrechtsche bisschoppen het gezag in Over ijssel uitoefenden, kan er eigenlijk van een archief der Provinciale Staten niet worden gesproken; de ambtenaren des bisschops voerden de administratie en alle bescheiden uit dien tijd (judicialen, leenregisters, rekeningen, etc.) berusten dan ook in het archief der bisschoppen van Utrecht, bewaard op het Rijksarchief aldaar2). Hetzelfde geldt voor den tijd, dat Overijssel onder de regeering van keizer Karel V en Philips II stond. Hunne stadhouders voerden hier het bewind, bijgestaan door een secretaris, die tevens als griffier der leenen fungeerde en bij de oprichting van het college van Kanselier en Raden in 1553 ook dat college als secretaris diende, terwijl de controle op het financieel beheer der rentmeesters en andere comptabelen werd opgedragen aan de Hollandsche Rekenkamer te 's Gravenhage. Ridderschap en Steden zooals de oude Provinciale Staten eertijds werden genoemd werden gewoonlijk door den stadhouder opgeroepen tot het houden van Landdagen en Klaringen en zijn secretaris hield van het daar verhandelde aanteekening in de z.g. judicalen. De Staten zelve hielden daarvan geen aanteekening, doch merkwaardigerwijze vinden we in het judiciaal opgeteekend, dat de griffier Gysbert Roelinck3) 16 October 1563 den eed aflegt aan Ridderschap en Steden „dat hie die Landtschap ende Steden int opteickenen van den acten ende sonst officii halven 157 trouwelicken sal dienen". Daarentegen hielden de secretarissen der steden Deventer en Kampen wel aanteekening van het op Landdagen en Klaringen verhandelde en de z.g. „reizeboeken" van Deventer, beginnende bij 1542 en de „dagvaartboeken" van Kampen, beginnende bij 1528, bevatten dan ook een schat van gegevens uit dien tijd. Dikwijls zijn ze uitvoeriger dan de officieele registers, terwijl ze ook resolutien bevatten betreffende de bijeenkomsten („maelstat"), die de drie hoofdsteden Deventer, Kampen en Zwolle dikwijls hielden tot het bespreken hunner gemeenschappelijke belangen. Vermoedelijk heeft ook Zwolle eertijds dergelijke boeken of registers bezeten; in het archief dier stad berust thans nog een „dagvaartboek" van September October 1534, doch andere dagvaartboeken uit den tijd van vóór den opstand zijn thans niet meer aanwezig. Eerst in Augustus 1578, nadat ook Overijssel zich van het Spaansche gezag begon af te wenden, begint een zelfstandige admi nistratie van Ridderschap en Steden, de Staten van Overijssel, door dat de griffier op de vergaderingen der Staten, die thans op eigen gezag bijeenkomen, regelmatig aanteekening gaat houden van het aldaar verhandelde. De griffier, Giisbert Roelinck, die reeds onder s Konings stadhouders als zoodanig werkzaam was, heeft bij den opstand tegen Spanje de zijde der Staten gekozen en ongetwijfeld is het aan deze gelukkige omstandigheid te danken, dat de Staten ook in het bezit zijn gekomen van een belangrijk aantal officieele bescheiden uit het tijdperk 1528-1578. Langen tijd zijn deze stukken in zijn particulier bezit en in dat van zijn zoon en opvolger Dirk Roelinck gebleven, totdat de Gedeputeerde Staten 18 Mei 1607 besloten, laatstgenoemde aan te schrijven alle judicialen en leen registers naar Kampen op te zenden, om daar op „het Collegie", de vergaderplaats van Gedeputeerde Staten, in goede bewaringe te verblijven. Toen hieraan geen direct gevolg werd gegeven, gelastten zij 8 juli 1607 den rentmeester van Salland en den Gedeputeerde van Zwolle, Anthonis van Braeckel, „om ten huise van den olden greffier als oeck van vrou Willems to visiteeren ende to lichten alle charters ende pampieren dese Landtschap eenichsins concerneerende ende dzelve neffens alle registers, so well Iheen als judicialen in seeckere kiste to besluiten ende ter vergaderonge alhyr te doen brengen, alwaer dzelve van nu voortaen in bewaronge sal verbliven". In den aanvang van den opstand tegen Spanje hebben de Staten ook getracht de oude judicialen en leenregisters, op Overijssel be trekking hebbende, die zich meerendeels in de Hollandsche Reken kamer te s Gravenhage bevonden, machtig te worden. Reeds in de instructie van de Gecommitteerden ter Generaliteit van 18 Maart Overijssel (Uitgevers-maatschappij Ai. E. KLUWER, Deventer 1931). 2) Zie hierover uitvoerig de inleiding bij Mr. S. MULLER FZN.Catalogus van het archief der bisschoppen van Utrecht (1906L 3) Zijn aanstelling en commissie door den Koning te Brussel gegeven is van 4 Maart 1562. (Zie Overi/'sselsche Rekeningen enz., gekomen uit de Hollandsche Rekenkamer, Invent, no. 44 fol. XCV1I in Verslagen omtrent 's Rijks oude Archieven, 1923, deel II.)

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1931 | | pagina 23