152
153
16. In de niet brandvrije archiefbewaarplaatsen - vooral wanneer
deze niet in de benedenverdieping zijn gelegen zakken
ophangen, vervaardigd van waterdichte en niet licht brandbare
of geimpregneerde stof. Deze zakken zoodanig ophangen, dat
ze bij brand gemakkelijk kunnen worden gevuld met archief
bescheiden. De zakken kunnen dan uit de ramen worden ge
worpen zonder dat de inhoud zich verspreidt, terwijl de zakken
zoo noodig nat kunnen worden gehouden totdat zij in veiligheid
zijn gebracht.
17. Ooed gesloten lantaarns, voorzien van een kaars (waarvan het
bovenste gedeelte is afgebrand) en van een doosje lucifers, in
de gangen ophangen ten gebruike bij storing der lichtbron bij
brand of anderszins.
LIJST II. Maatregelen ter bescherming van de archieven
tegen brand en brandgevaar, wanneer die maat
regelen verband houden met de inrichting van
gebouwen, bestemd voor de bewaring van
archieven.
1. Het brandvrij maken van archiefbewaarplaatsen bij nieuw- en
verbouw, doch ook het inrichten van bestaande lokalen als
brandvrije archiefbewaarplaatsen is dikwijls zonder groote kosten
mogelijk. De archiefbewaarplaatsen behoeven niet als „kluizen"
te worden ingericht (inbraakvrij, met geheele afsluiting en voorzien
van een z.g. kluisdeur); het is voldoende wanneer de muren,
deuren, ramen, en zolderingen van zoodanige constructie zijn,
dat zij het vuur kunnen tegen houden en bij brand niet het gevaar
loopen in te storten (zie ook nos. 3, 8 en 9 van deze lijst). Het
is zelfs niet wenschelijk de archiefbewaarplaatsen als kluizen in
te richten en geheel af te sluiten, omdat het van het grootste
belang is, dat steeds wordt zorg gedragen voor een behoorlijke
luchtverversching in de bewaarplaatsen (zie ook no. 9 van
deze lijst).
2. Gebouwen, waarin archiefbewaarplaatsen worden ondergebracht,
dienen zooveel mogelijk los te staan van andere gebouwen, uit
gezonderd die, bestemd voor de administratie.
Daarbij is het van groot belang, dat de naleving wordt verzekerd
van de bepalingen, vervat in de artt. 4 en 5 van het K. B. van
30 December 1924, Stbl. no. 620.
Zie Ned- Archievenblad 1924/1925, blz. 163.
3. De archiefbewaarplaats bij voorkeur onderbrengen in de beneden
verdiepingen en dan zooveel mogelijk in lokalen, die gelijkvloers
liggen met de straat. De lokalen zijn dan reeds grootendeels
brandvrij, wanneer de vloer wordt gemaakt van cement of beton
en de zoldering tusschen beneden- en eerste verdieping wordt
samengesteld van gewapend beton, waarvan de constructie zoo
danig is, dat deze, en de muren waarop de zoldering rust, den
bovenbouw bij eventueele instorting kunnen dragen.
4. De onder no. 2 van deze lijst bedoelde gebouwen, wanneer
deze uitsteken boven de aangrenzende gebouwen, te beveiligen
tegen bliksem. De bliksemafleiders, e. d. regelmatig doen con
troleeren.
5. De wanden, plafonds en vloeren niet bekleeden of beleggen
met brandbare stoffen.
6. De archiefbewaarplaatsen moeten gemakkelijk bereikbaar zijn,
opdat bij het uitbreken van brand het archief zoo noodig in
veiligheid kan worden gebracht.
7. Door de archiefbewaarplaatsen geen rookkanalen en bij voorkeur
ook geen liften of kokers, omdat deze bij brand fungeeren als
schoorsteenen. Het aanbrengen van goed afsluitbare ijzeren
roosters in de muren levert geen bezwaren op.
8. De toegangsdeuren tot en de verbindingsdeuren tusschen de
archieflokalen moeten zijn branddeuren van een erkend deugdelijk
systeem. Houten deuren, met metaal of ander materieel beslagen,
hebben het bezwaar, dat bij brand het hout gaat uitzetten,
waardoor de deur kan uiteenspringen. Twee eenvoudige, goed
sluitende stalen deuren met eenige ruimte 1 d.M.) tusschen
beide of deuren van dubbel plaatijzer opgevuld met isoleerende
stof, zullen in vele gevallen voldoende zijn om het vuur tegen
te houden (zie ook lijst I, no. 5).
9. Ramen of ventilatieopeningen in een archiefbewaarplaats afsluitbaar
maken met stalen jalousieën, schuiven of luiken. De ramen mogen
niet van boven af open schuiven of slaan, alleen van onder af.
Des nachts en bij onweer de ramen gesloten houden. Het ver
dient aanbeveling voor de verlichting van de archiefbewaar
plaatsen gebruik te maken van z.g. glazen bouwsteenen of van
dik draadglas.
10. Voor verwarming of droog houden van archieflokalen geen
haarden of kachels gebruiken, doch centrale verwarming met