148 K. H. Het werk der archiefcommissie, ingesteld door de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten. II. 149 te wordenof het oorspronkelijke stuk verloren gegaan is en de in houd alleen gekend wordt uit een gelijktijdig register of een later afschrift, doet niets ter zakezoo wil het ook de Handleiding. In mijn geval is nu actueeler zijn duizenden erfpacht- en pachtbrieven, in originali en geregistreerd. Nu kan ik wetenschappelijk niet ver dedigen om de charters wel en den inhoud der registers niet op te nemen, ambtelijk wegens de kosten niet om alles op te nemen in een voor den druk bestemde lijst. De oplossing schijnt te wezen om wel alles te beschrijven, maar de beantwoording der vraag, wat ten slotte zal worden aangeboden voor den druk, nog in beraad te houden. Voor vele, minder rijke, archieven zijn dit geen kwesties, waar over men zich het hoofd behoeft te breken. Theoretisch lijkt het toch wel gewenscht, tusschen charterlijst en regestenlijst te onder scheiden. De eerste behoort bij de voorloopige ordening van de ver zamelingen in een archiefdepot en is dan zeer noodig, omdat de charters afzonderlijk moeten worden bewaard. Een regestenlijst kan eerst na de definitieve ordening tot stand komen en de regesten moeten uitvoeriger zijn dan de korte vermeldingen, die in de charter- lijst kunnen volstaan. In tegenstelling met de charterlijst is de reges tenlijst echter minder noodig. 71 der Handleiding stelt den archivarissen tot taak het ver vaardigen van allerlei indices, die niet behoeven te worden gedrukt. Het is een soort werk, waarvan de vruchten door de bezoekers der archieven, ook in latere eeuwen, zullen worden gewaardeerd. Prof. De BléCOURT wijdt vriendelijke woorden aan dezen stillen arbeid van ongenoemde lieden en hij is gelukkig niet de eenige die af en toe blijk geeft van waardeering. Met 72 gaat de Handleiding dan over tot de regesten. Prof. De Blècourt is over deze producten minder goed te spreken, en ik meen dat hij wel een beetje gelijk heeft. Het vraagstuk van de bescherming van de archieven tegen brand en brandgevaar is reeds dikwijls een onderwerp van bespreking en overleg geweest, ook in de door de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten ingestelde archiefcommissie, in mijn vorig artikel (zie Ned. Archievenblad 1930/1931, blz. 77 vlg.) bedoeld. De besprekingen in de commissie hebben geleid tot de opstelling van een tweetal lijsten, houdende maatregelen ter bescherming van de archieven tegen brand en brandgevaar, hieronder genoemd. De commissie is zich bewust, dat met het vaststellen van deze maatregelen nog geene afdoende regeling is getroffen ten aanzien van de bescherming der archieven, doch zij heeft gemeend dat het toch wel van groot belang moet worden geacht, dat deze maatregelen worden gepubliceerd. Het blijkt n.l. dikwijls, dat niet bekend is, welke maatregelen noodig of van belang kunnen zijn ter bescherming van de archieven tegen brand en brandgevaar. Het publiceeren van dergelijke maatregelen en het aangeven van wenken en aanwijzingen kan er mede toe leiden, dat bestaande voorschriften en maatregelen worden aangevuld. De maatregelen, die de Commissie heeft opgesteld, zijn gesplitst in twee soorten. Er zijn maatregelen genoemd, die vallen buiten de inrichting van gebouwen (lijst I) en maatregelen, die daarmede wel verband houden (lijst II). Lijst 11 geldt in de eerste plaats voor de gevallen, dat gebouwen, bestemd voor de bewaring van archieven, worden gebouwd en verbouwd. De maatregelen, daar genoemd, zijn praktisch slechts uitvoerbaar, wanneer besloten wordt tot het aan brengen van ingrijpende veranderingen. Maatregelen, die getroffen kunnen worden zonder dat de inrichting van de gebouwen verandering behoeft te ondergaan, zijn genoemd in lijst I. Zoodoende zal de keuze uit deze maatregelen ook gemakke lijker worden en dit is van belang, omdat de lijsten de maatregelen vermelden, die in het algemeen getroffen kunnen worden. Aan de administratiën zelve moet worden overgelaten, welke van die maatregelen voor haar rekening houdende met plaatselijke om standigheden de meeste aanbeveling verdienen. Ten aanzien van het begrip „archiefbewaarplaatsen" is door de commissie bepaald, dat onder archiefbewaarplaatsen worden verstaan alle lokalen, vertrekken e. d., die meer in het bijzonder worden gebruikt voor de bewaring van archief, doch dat het aanbeveling verdient de aangegeven maatregelen tevens - voor zooveel mogelijk toe te passen voor alle kantoorlokalen, werkkamers, e. d., waar archief wordt bewaard. Toen de maatregelen in dezen vorm door de commissie waren opgesteld, heeft de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten zich gewend tot den Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw, met het verzoek te bevorderen, dat deze maatregelen ter kennis werden gebracht van de gemeentebesturen, met verzoek om daarmede, voor zooveel mogelijk, rekening te willen houden. Aan dit verzoek van de Vereeniging heeft de Minister gevolg gegeven.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1931 | | pagina 19