60 driemaal zooveel als de inventarissen, Het verschil komt nog meer uit, wanneer we opmerken, dat de heer Fruin de deelen van serieën afzonderlijk beschrijft, mr. Muller de serieën onder één nummer bijeenhoudt. Van lieverlede gaan we het onderscheid aldus voelen, dat mr. Fruin s neiging, aanleg en kracht te vinden zijn in de nauw keurige beschrijving der enkele nummers, dat de geest van mr. Muller meer opbouwend heeft gewerkt. Te Middelburg liggen de charters op de regestnummers, te Utrecht op de inventarisnummers, zoodat men een doos uithalende bijeen heeft wat bijeenbehoort ik spreek hier van definitief geordende archieven. Wanneer men eenmaal den beschrijvenden geest van den eenen, den verbindenden geest van den ander heeft geproefd, zal men van beide wel meer symptomen vinden. Ik vertrouw, dat de lezer, evenals ik, niet de vraag meer zal stellen, wat in absoluten zin beter is. leder mag zijn voorkeur hebben, zal die ook wel hebben, maar wie neiging mocht gevoelen om te beweren, dat de een beter archivaris is geweest dan de ander, moge zich afvragen, in hoever deze conclusie reeds a priori heeft gelegen in de constructie van het brein, waarmede hij het vraagstuk heeft aan gevat. Hij hoede zich voor de argelooze subjectiviteit van onzen voorzitter. Er is natuurlijk wel iets te overwegen, dat buiten persoonlijke neiging of aanleg valt. De Handleiding acht den inventaris noodig, stelt het geven van een regestenlijst als wenschelijk. In het buitenland doet men niet precies als bij ons, en hoewel een beginnend ambtenaar voorzichtig en verstandig handelt met te doen zooals hier nu eenmaal gebruikelijk is, mag een meer gevorderde de vraag naar de juistheid der methode wel beschouwen. Hij zal dan stuiten op een onweten schappelijke moeilijkheid van groot praktisch belang hoeveel ambte naren zijn er beschikbaar? De tijd roept hier als in het buitenland om versobering, dus behoeven wij ons een aantal dingen niet in ons hoofd te halen. Elders heeft men de vraag naar het eerst noodige wel aangevat, maar ieder kan ze voor zichzelf behandelen. Men denke zich, dat men moederziel alleen over een groote bewaarplaats gesteld is; dan zal men zich wel dienen te bepalen tot rondwandelen om te zien of er ingebroken is en of er lekkage heeft plaats gehad, tot het bevechten van muizen en insekten, en verder kan men een magazijnstaat maken of bijhouden om te weten waar de archieven zijn bij wat meer tijd zal men de serieën in het gelid stellen en zich overtuigen waar oude inventarissen en répertoires zijn; dan komen bij vermeerderde bezetting de voorloopige inventarissen, vervolgens de gedrukte, eindelijk de regestenlijsten. De conclusie zou dus zijn, dat men bij een zwakke bezetting de groote uitvoerigheid moet 61 tegengaan. De klachten van de buitenstaanders over den achterstand in de inventarisatie - deze heb ik, wellicht toevallig, meer gehoord dan welke dr. Van Gelder onder woorden bracht zullen anders niet worden ondervangen Mr. Muller heeft nu alle verzamelingen onder zijn beheer geïn ventariseerd, voorloopig of definitief. De heer Fruin is ook op die wijze begonnen, maar heeft ten slotte het Staten-archief van Zeeland verwaarloosd 2). In de plaats daarvan heeft hij de uitvoerige en nauw keurige beschrijving van de archieven vóór 1574 bijna geheel tot stand gebracht. Verder heeft hij een groote kennis vergaard van binnen- en buitenlandsche archieven, van archiveconomie en chrono logie. Het zal wel toe te juichen zijn, dat eens iemand zoo handelt, zooals er ook docenten moeten zijn, die rectoren en directeuren willen zijn en aan theoretische paedagogiek doen, maar evenals het gewenscht is dat het gros der leeraren praktisch onderwijs geeft, zal de archivaris in den regel wel doen met zijn eigen archief te bewerken. Wat mij in beide voormannen bevreemd heeft, is de onvolkomen toepassing van 16 der Handleiding; wanneer het juist is, dat het systeem van indeeling gegrond moet worden op de oorspronkelijke organisatie van het archief en dat deze in hoofdzaak overeenstemt met de inrichting van het bestuur waarvan het afkomstig is, moet het onderzoek naar deze bestuursinrichting een deel der ambtstaak van den archivaris zijn. Ik heb daarvan steeds veel werk gemaakt en zal het blijven doen; mr. Muller heeft mij een paar malen beduid, dat ik de resultaten van mijn onderzoek minder in de inleiding dan in de noten moest onderbrengen, hetgeen ik nu evenmin toegeven als bestrijden wil, maar wat in elk geval een zaak van secondair belang is; in de hoofdzaak geeft mr. Muller mij wel gelijk. Of hij zichzelf goed rekenschap gegeven heeft, waarom hij op dit gebied voor de stad zooveel meer heeft kunnen doen dan voor de provincie, betwijfel ik; ik wil daarover hierachter nog iets zeggen. De heer Fruin heeft lang niet in die mate in de aan zijn hoede toevertrouwde archieven onderzoekingen ingesteld naar den oorsprong van oude instellingen als men oppervlakkig van een lateren professor in de rechtsgeschiedenis zou verwachten; de verklaring ligt niet voor de deur. De lezer kan deze vraag ook laten rusten en zich bepalen tot de andere, die ook niet licht op te lossen is, hoe hij iemand, die De opneming van steeds meer nieuwe archieven, zonder de zekerheid der vermeerdering van personeel, zal den achterstand nog verergeren, 2) Ik herhaal dit. In mijn eerste verslag als Rijksarchivaris in Zeeland heb ik het al gezegd; bijzonderheden vindt men in de inleiding van deh inventaris.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1931 | | pagina 8