98 Boekbespreking. 99 De archieven van rechterlijke colleges en alleenrechtsprekende rechters, gefungeerd hebbende op het grondgebied der tegenwoordige provincie Friesland van de invoering der Fransche wetgeving tot 1 October 1838, door Mr. A. L. Heerma van Voss. s-Gravenhage Alg. Landsdrukkerij, 1929.) De archieven van notarissen en fungeerend-notarissen, geresideerd hebbende op het grondgebied der tegenwoordige provincie Friesland van 1 Mei 1809 tot 16 October 1842, door Mr. A. L. Heerma van Voss. ('s-Gravenhage, Alg. Landsdrukkerij, 1929.) De uiterste termijn welke, door de beide Koninklijke Besluiten van den 28sten Augustus 1919 Stbldno. 547) voor de overbrenging naar de Rijksarchiefbewaarplaatsen van de rechterlijke archieven van 1811—1838 en van de notarieele archieven van 1811—1842, is gesteld, zal over enkele maanden zijn verstreken. In verschillende provinciën hebben dan ook reeds, door de Rijksarchieven samen gestelde, inventarissen dezer nieuwe rechterlijke en nieuwe notarieele archieven het licht gezien. De jongste aanwinsten op dit terrein zijn de hierboven genoemde Friesche inventarissen, welke aansluiten bij den in 1919 van de hand van wijlen Mr. L. Berns verschenen inventaris getiteld: De archieven van het Hof Provinciaal en van de Gerechten der Grietenijen, Steden, Districten, Eilanden en Hooge- school van Friesland, die dus de rechterlijke archieven van vóór het jaar 1811 beschrijft. Zonder een grondige studie te hebben gemaakt van de oude Friesche rechterlijke organisatie is het niet mogelijk om de systematiek van dit werk goed te beoordeelen. Te betreuren is het echter dat voor den gebruiker van dezen inventaris de omslachtige signatuur der stukken met dubbele en zelfs drie dubbele letters en cijfers een voortdurende bron van moeilijkheden oplevert. Gunstig steken daarbij de beide nieuwe inventarissen af. De daarin toegepaste signatuur, een doorloopende nummering van alle stukken, komt mij voor de ideale te zijn zoowel voor het publiek als voor het handhaven van de orde in het depot bij een druk gebruik der stukken. In de inleiding, welke aan den ruim 1800 nummers tellenden inventaris dezer nieuwe rechterlijke archieven voorafgaat, verantwoordt de samensteller de door hem gemaakte indeeling der stukken welke in hoofdzaak de volgende is. Afdeeling A omvat de „Algemeene en Griffiezaken", afdeeling B de „Correctioneele zaken" en afdeeling C de „Civiele en Commercieele zaken Mij persoonlijk kan deze hoofd- indeeling niet geheel bevredigen. M.i. geeft de dubbele functie van de hier behandelde colleges in de allereerste plaats aanleiding tot de vorming van een hoofdafdeeling voor de zaken van contentieuse jurisdictie, onderverdeeld in crimineele en civiele zaken, en één voor de zaken van voluntaire jurisdictie, voorafgegaan door een hoofd afdeeling bevattende de stukken van algemeenen aard. Volgens Mr. R. van Boneval Faure in zijn Nederlandsch burgerlijk procesrecht ligt het verschil tusschen beide soorten rechtspraak hierin: Bij eigenlijke rechtspraak is altijd onderzoek noodig, doch de grenzen daarvan worden gesteld door de voordracht der partijen. Bij vrijwillige recht spraak valt of alle onderzoek weg, de rechter constateert een voor hem verrichte handeling, óf hij doet onderzoek naar alles, wat hij tot zijn voorlichting noodig heeft, zonder aan opgave van belang hebbenden gebonden te zijn, hij verleent machtiging tot een of andere rechtshandeling. Aangezien dus de wetenschap geen scherpe be grenzing van deze beide soorten van rechtspraak kan geven, is het ook niet mogelijk om een zoodanige verdeeling der stukken over de hoofdafdeelingen van contentieuse en voluntaire zaken tot stand te brengen, welke iedereen tot in bijzonderheden bevredigt, doch dit mag daarom nog geen reden zijn om deze indeeling geheel ter zijde te schuiven. Doet men dit, dan is daarvan het gevolg dat de bewerker, zooals hier is geschied, de stukken van het voluntaire gedeelte deels onder algemeene zaken en deels onder civiele en commercieele zaken moet onderbrengen volgens een geheel subjectieven maatstaf. Bij de algemeene zaken heeft de schrijver bovendien nog een groep registers ondergebracht, welke ter griffie van de arrondissementsrechtbanken steeds bij elkaar geplaatst bewaard worden, de z.g. griffieregisters. Deze kunnen beter in een afzonderlijke hoofdafdeeling worden onder gebracht. Dit voorkomt tevens het al te zeer uitgroeien van de afdeeling „Algemeene zaken Bij de rechtbank van Heerenveen bijvoorbeeld is thans de helft van het geheele archief in deze afdeeling ondergebracht. Zeer merkwaardig zijn de hier voor het eerst beschreven frag menten van de archieven der gemeentelijke politiegerechten, waarover de schrijver in de 34e en 36e jaargang van ons blad zoo talrijke interressante bijzonderheden heeft medegedeeld. De inventaris der nieuwe notarieele archieven geeft mij tot geen bijzondere opmerkingen aanleiding. Hij is tot in onderdeelen even nauwgezet afgewerkt als die der nieuwe rechterlijke archieven. Tot slot wensch ik collega Heerma van Voss van harte geluk met de voltooiing dezer beide inventarissen, welke de belangstelling van het publiek voor deze archieven ongetwijfeld zullen doen toenemen. W. F. H. OLDEWELT. Ned. Archievenblad 1926/1927, blz. 78 vlg. en 1928/1929, blz. 99 vlg.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1931 | | pagina 27