het lichtste raadsel, dat mij bij deze uitgave der Archives Générales is opgevallen. 's-Hertogenbosch. H. VAN ALFEN. In het jongstleden najaar is verschenen het vierde deel der reeks Inventaires des Archives Ecclésiastiques du Brabant, door Alfred d'Hoop, conservator bij het Algemeen Rijksarchief te Brussel. Terwijl het eerste de archieven der collegiale kerken, het tweede die der parochiekerken en kapellen, het derde die der abdijen bevatte, zijn in dit vierde deel de Brabantsche, dat wil zeggen volgens onze zienswijze de Belgisch- of Zuid-Brabantsche kloosterarchieven behan deld. Ook h ierin is eene massa wetenschappelijke arbeid nedergelegd, want niet minder dan 138 kloosters, 13 begijnhoven en 2 comman derijen passeerden de revue, elke inventaris door eene korte geschie denis der instelling voorafgegaan en bevattende de volledige opsom ming der stukken, ook waar zij thans bewaard worden. In eene vorige recensie (jrg. 1920/21 pag. 66 en jrg. 1922/23 pag. 158) heb ik over de tegenwoordige verspreiding reeds gesproken in dit blad, maar omdat sedert een geruime tijd verstreken is, want het derde deel verscheen in 1922, wil ik nog even van deze archieven zeggen, dat zij op het einde der 18de eeuw nog intact waren, maar dat de ver spreiding begonnen is door de bekende maatregelen van Joseph den Ilde in 1783 en volgende jaren, voortgezet door de bewindhebbers der Fransche Republiek en voltooid door de onverschilligheid ten- opzichte van archivalia, die wel in het bijzonder een kenmerk der 19de eeuw schijnt te zijn en nu nog nawerkt. De heer d'Hoop heeft dan ook moeten samenlezen uit verschillende fondsen der rijksarchief- bewaarplaats, uit de Bourgondische Bibliotheek, uit het bezit van het aartsbisdom, kloosters, pastorieën en particulieren. Bewerkt zijn aldus meer dan 16000 nummers, waarin ongeveer 25000 charters en 7000 registers, zij het ook, dat de meeste charterverzamelingen alleen summier aangeduid zijn. Veel van directe waarde voor het Nederlandsch gedeelte van Brabant of voor ons in het algemeen bevat dit deel niet. Terwijl om een voorbeeld te noemen, verschillende abdijen van Zuid-Brabant van oude tijden af en zelfs nu nog met Noord-Brabant in relatie staan, is dit met de kloosters niet of bijna niet het geval geweest. Ik ver meld slechts, dat in het archief der Urbanisten van Brussel het testament van Willem van Duvenvoorde d.d. 1345 te vinden is. Toch hebben ver schillende dezer archieven en in het bijzonder die der oudste kloosters en begijnhoven weder voor ons belang, omdat de geschiedenis van dergelijke Noord-Nederlandsche, die gelijktijdig of van gindsuit gesticht zijn, vermoedelijk daaruit min of meer direct zal kunnen geweten worden. In het archief van het bagijnhof der stad Diest of beter daar uit afkomstig in de Bourgondische bibliotheek te Brussel bevinden zich twee levensbeschrijvingen van den Noordbrabanter Nicolaas van Esch uit Oisterwijk, wiens bijzondere plaats in de midden-16de-eeuwsche godsdienstgeschiedenis als voorbereider der contrareformatie de laat ste jaren zeer de aandacht trekt. In het archief van het klooster Terbank bij Leuven zijn de registers der 15de en 16de eeuw bewaard, waarin de namen der leprozen, die daar van geheel de Zuidelijke Nederlanden en uit Noord-Brabant behandeld zijn, zijn opgeschreven. Eindelijk is er het archief van het Augustinessenklooster Sion, dat aanvankelijk te Vught bij 's-Hertogenbosch, later te Antwerpen en vervolgens te Vilvoorden gevestigd was, bewaard gebleven, maar het bevat thans geene stukken meer, die oud genoeg zijn om over de Noord-Brabantsche afkomst en geschiedenis inlichting te geven. Het vijfde en laatste deel, dat de beschrijving der archieven zal bevatten, o. a. der talrijke geestelijke instellingen, die oudtijds op het grondgebied van het tegenwoordige Nederland zijn gevestigd geweest, zal ongetwijfeld voor ons van grooter nut zij. Wij zien dus met belangstelling de verschijning daarvan tegemoet. J. P. W. A. SMIT. Er is toenemende belangstelling voor het gymnasiale onderwijs en daarmede gaat gepaard ook belangstelling voor zijn geschiedenis. Men stelt prijs er op het verband vast te houden dat er bestaat tusschen ons modern gymnasium en de oude humanistische Latijnsche School uit welker asch het verrezen is. Dit is niet alléén de begrijpe lijke trots om als onderwijsinrichting op een historie, verder terug gaande' dan de H. O. wet der vorige eeuw, te kunnen bogen, maar ook een nog gevoelde familie-verwantschap. Gelukkig, zal ieder denken, die de traditie hoog houdt, maar dat niet slechts terwille van de historische liefhebberij, die daarin steken mag, doch ook omdat wat hier de traditie is, samen hangt met het beste wat de gymnasiale school van alle andere onderscheidtde classicistische en humanistische kern. Zoolang 134 Alfred d'Hoop. Inventaire General des Archives ecclésiastiques du Brabant. Tome IV, Bruxelles, 1929. 135 Gedenkboek van het Stedelijk Gymnasium te Amersfoort, 1376 1926. Uitg. der Commissie, bij Valkhoff Co.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1930 | | pagina 33