104 De abdij werd gesticht omstreeks 1195. Eerst volgden de klooster lingen den regel van den H. Benedictus, later, in 1225, dien van Citeaux. Gedurende de godsdienstoorlogen van de 16e eeuw werd het klooster, in 1578, door de aanhangers der nieuwe leer vernietigd. In 1585 trokken de monniken naar Gent, waar zij weldra een nieuw klooster stichtten. Behalve uitgestrekte landerijen in België had de abdij ook grondbezit en huizen in Zeeuwsch-Vlaanderen o.a. een refugium in Hulst, het hof van Boudeloo geheeten De in de kist gevonden bescheiden dan moeten alle deel hebben uitgemaakt van het archief der abdij. Ze bestaan uit ongeveer 40 charters, loopende over de jaren 1203-1712. Daar zijn niet minder dan 16 pauselijke bullen bij, van 1275-1599, verder 6 vorstelijke en 4 bisschoppelijke oorkonden, benevens 5 oorkonden uitgegaan van Citeaux, 6 van Cambron en 6 van andere conventen. Dan kunnen nog 10 notarieele akten getoond worden, loopende over de jaren 1384 1619, met een aantal afschriften van lateren tijd. De stukken zijn reeds vroeger geordend en beschreven geweest, de meeste behooren tot een serie A3 en zijn genummerd 1 —93. Aan deze serie ontbreekt ongeveer een twintigtal. Van een tweede serie B 2, waarschijnlijk de eigendomsbewijzen van onroerende goederen bevattende, is slechts één stuk, nummer 6, aanwezig. Verder zijn er nog 23 ongenummerde stukken, waarvan een aantal betrekking heeft op den strijd tusschen Guillaume de Merica en Anthonius de Vienna om het abtschap. Op enkele uitzonderingen na zijn de bescheiden in voortreffelijken staat, nog duidelijk leesbaar en vele met goed bewaarde zegels. Hoe dit archief hier te Rotterdam beland is, daarover ontbreekt tot nog toe elke aanwijzing. De vraag is nu, wat de tegenwoordige eigenares met dit archief zal doen. Zij zal misschien wel bereid zijn het aan het Rotterdamsche Gemeente-archief af te staan, waar het natuurlijk niet op zijn plaats is. Wel zouden daar echter zeer welkom zijn de archieven van de vroegere Rotterdamsche kloosters, die, naar het gerucht gaat, in de 16e eeuw naar België zijn overgebracht en daar natuurlijk evenmin op hun plaats zijn. Het zou een prachtoplossing worden, als deze stukken tegen het Belgische archiefje zouden kunnen worden inge wisseld. Dat er te Gent waarschijnlijk nog tal van bescheiden berusten, die vóór de Hervorming in de Hollandsche kloosterarchieven werden bewaard, mag men wel opmaken uit de omstandigheid, dat pater A. J. J. Hoogland van Rotterdam, die in 1889 daar ter plaatse vertoefde, 105 blijkbaar zonder er veel moeite voor te doen, onderscheiden van dergelijke documenten mee naar huis kreeg E. WIERSUM. Mr. J. Acquoy en het Deventer Archief. Den eersten Februari j.l. is Mr. Acquoy afgetreden als archivaris van Deventer. De jaren van zijn ambtsduur zijn voor het Deventer archief van groot belang geweest. In de hier volgende regelen zal ik trachten een kort overzicht te geven van hetgeen door den thans afgetreden archivaris voor het Deventer archief is tot stand gebracht. In 1899, het jaar, waarin Mr. Acquoy als opvolger van Dr. de Hullu zijn ambt aanvaardde, werden de oude rechterlijke archieven aan de gemeente Deventer in bewaring toevertrouwd. Dit was voor Mr. Acquoy aanleiding de beschrijving van deze archieven ter hand te nemen. Spoedig was de inventaris, die in later jaren als bijlage van de Ver slagen omtrent 's Rijks Oude Archieven2) is afgedrukt, voltooid. Hier mede was een volumineus en tevens zeer belangrijk onderdeel van de in het Deventer dépot berustende archieven op uitnemende wijze geïnventariseerd. In de volgende jaren wijdde Mr. Acquoy zijn krachten aan de indeeling en beschrijving volgens de moderne opvatting van de aan de gemeente Deventer toebehoorende archivalia. Dat geen gemakkelijke taak den archivaris hier wachtte, zal ieder begrijpen, die den Inventaris van het Deventer archief, verschenen in 1870, wel eens heeft ingezien. Van een indeeling is in dezen inventaris nauwelijks sprake; van zeer belangrijke stukken wordt vaak met geen woord gerept, terwijl elders weer uitvoerige détails worden weergegeven van stukken, die geen afzonderlijke vermelding verdienen. Door Mr. Acquoy nu werden de stukken in drie hoofdafdeelingen onder verdeeld. Achtereenvolgens werden beschreven de middeleeuwsche stukken (1591, het jaar van de definitieve invoering van de Hervorming in Deventer, werd als eindpunt der middeleeuwen aangenomen), de stukken uit den tijd van de Republiek (1591—1795) en de stukken behoorende tot het z.g. Fransche archief (1795—1814). Met deze voorloopige beschrijving is belangrijk werk verricht. Niet alleen is dit handschrift een onmisbare wegwijzer in het Deventer archief, maar ook is hier de grondslag gelegd, waarop kan worden voortgebouwd bij verdere inventarisatie. Men heeft het wel betreurd, IS. TEIRLINCK. De toponymie van den ReinaertKoninklijke Vlaamsche Academie 1910-1912 blz. 28 en 102. Rotterdamsch Jaarboekje 1892 blz. 180. Pater HOOGLAND, van de orde der Predikheeren, overleed in 1910. Verslagen omtrent 's-Rijks Oude Archieven, XXXIV. (1911) blz. 449 500. 3

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1930 | | pagina 18