102
Een Belgisch kloosterarchief in een Rotterdamsche
brouwerij.
bleek te bevatten. Thans bedraagt die Bibliotheek over Vlaardingen
ongeveer 4500 nummers, die op kaarten volgens de schriiversnamen
en systematisch gecatalogiseerd zijn, zoodat men hieruit ziet, dat er
op dit gebied wel wat te bereiken valt.
In mijn artikel, dat in bibliotheekleven verscheen, brak ik een
lans er voor, dat de O. L. B. een historisch-topografische bibliotheek
zouden vormen in die plaatsen, waar geen archief of andere instelling
was gevestigd, die zich hiermede belastte. Dr. Greve kwam in zijn
naschrift daartegen op, daar hij, hoe verleidelijk de gedachte ook
was, het niet op den weg der O. L. B. vond liggen dergelijke in
details afdalende historisch-topografische bibliotheken te vormen, daar
de O. L. B. geen „bewaar-bibliotheken" zijn zooals de aan de archieven
verbonden bibliotheken; „dood'' materiaal behoorde niet in de O. L. B.
thuis. Dr. Greve wenschte in de O. L. B. de plaatselijke historisch-
topografische afdeeling beperkt te zien en na zijne uiteenzetting en
gezien van het standpunt van een „leeszaalwezen" kan ik dit alleszins
billijken.
Maar waar ik uitging van de gedachte om de historisch-topografische
litteratuur voor de kleinere en kleine gemeenten, waar dit niet geschiedt, te
laten redden en verzamelen door de O. L. B., meen ik, waar dit nu
niet op den weg van die instellingen ligt, dat er nog wel een
andere oplossing te vinden is.
Zooals gezegd kunnen de historich-topografische bibliotheken der
Rijks-Archieven niet afdalen in zulke details als die der Gemeente-
Archieven en lijkt mij het de aangewezen weg, dat de verschillende
gemeente-archivarissen een afspraak maken met elkander hoever,
geografisch genomen, ieders bibliotheek zich zal uitstrekken. Ieder
kan dan voor zijn rayon redden en verzamelen.
Toch kan de O. L. B. daarbij een rol spelen, zij het dan ook
een andere als oorspronkelijk door mij aangegeven, want Dr. Greve
raadde in zijn naschrift aan, dat wanneer in een O. L. B. in den loop
der jaren geschriften waren opgenomen van tijdelijke waarde (voor
de O. L. B. dan), b.v. een brochure over een plaatselijk geval, een
feestuitgave, jaarverslagen van vereenigingen, jaargangen van plaatselijke
bladen enz., óf wanneer een ingezetene een historisch-topografische
verzameling zonder bestemming naliet óf wanneer de O. L. B. biblio-
thecaris(resse) meer dan gewone historische verzameilust bezit en
het locaal-historische curiositeitshalve wil helpen redden, dit alles
te dirigeeren naar een Rijks-Archief of naar het Genootschap De
Nederlandsche Leeuw óf misschien ook wel naar mijzelf ter verdere
distributie, welk laatste voorstel ik nu wel heel vriendelijk vond van
Dr. Greve, maar waartegenover ik de volgende oplossing wilde stellen.
103
Zou het niet op den weg liggen, b.v. van onze vereeniging, om
een rondschrijven te richten tot alle O. L. B. in den lande en te
vragen om bij het opruimen van geschriften van plaatselijke aard of
bij het nazien van oude „familie-boeken-collecties" zooals Dr. Greve
schreef hetgeen daaruit voor in aanmerking komt op te zenden
aan de betrokken Gemeente-archieven?
Indien bij dit rondschrijven een kort overzicht werd gevoegd van
den aard der geschriften, welke men op prijs zou stellen te ontvangen,
zou dit voor de O. L. B. een groot gemak zijn en wanneer, zooals
gezegd, de archivarissen onderling afspraken over welk gebied zij
verzamelen, dan zou een en ander m.i. zeer ten goede komen aan
de historisch-topografische bibliotheken.
Hetzelfde systeem zou ook ten aanzien van de historisch-topo
grafische atlassen van toepassing kunnen zijn.
M. C. S1GAL Jr.
Eenigen tijd geleden deelde dr. A. C. VAN Rossem, directeur van
de Brouwerij d' Oranjeboom, mij mede, dat in een der kantoren van
de brouwerij een ijzeren kist met gezegelde onleesbare papieren was
gevonden, aan welke mededeeling het verzoek was toegevoegd om
eens te komen kijken.
Daar ik voor een dergelijk verzoek altijd zeer toegankelijk ben,
duurde het niet lang of wij waren in het privékantoor van den directeur
bezig met het voorloopig onderzoek van den inhoud der kist, die
30 c.M. hoog, 42 c.M. breed en 28 c.M. diep, behoorlijk van sluitbeugel
en handvat voorzien en van buiten zwart, van binnen groen gelakt was.
Al spoedig bleek die inhoud van werkelijk belang te zijn. Bij den
eersten greep had ik reeds een pauselijke bul met het looden zegel
in de hand en na enkele minuten was het duidelijk, dat deze perka
menten deel uitmaakten van het archief van een Belgisch klooster,
namelijk van de abdij Boudeloo. Geen uur later was de kist met inhoud,
ter verder onderzoek, naar het Archiefgebouw aan de Mathenesserlaan
overgebracht. Daar is deze verzameling voorloopig geordend en be
schreven door de volontaire mej. dr. A. C. Kersbergen. Een kort over
zicht van de resultaten van haren arbeid moge hier volgen.
Eerst echter nog een enkel woord over de geschiedenis van de
abdij Boudeloo, Bodeloo of Baudeloo, zooals zij afwisselend genoemd
wordt.