151
150
plan van inrichting gemaakt, waarbij het geheele archief verdeeld
werd in 24 rubrieken. Van bijna al deze rubrieken bestonden geschreven
inventarissen in folio-deelenslechts enkele waren alleen nog op
fiches geïnventariseerd.
Hoewel deze indeeling in 't geheel niet klopte met de later door
de Handleiding gegeven voorschriften en - wat erger was - sommige
archieven ter wille van het onderwerp stukken aan een bepaalde
rubriek hadden moeten afstaan, was de inventaris, als men er even
mee vertrouwd was, voor het snel produceeren van gevraagde stukken
volmaakt bruikbaar en is hij dit voor het nog niet opnieuw geordende
gedeelte van het archief tot den huidigen dag gebleven.
Maar een inventaris moet niet alleen voor het archiefpersoneel,
doch voor eiken archiefbezoeker gemakkelijk te hanteeren zijn. Nog
meer, hij moet in groote wetenschappelijke instellingen, in de eerste
plaats natuurlijk de archieven, doch ook in bibliotheken en musea
aanwezig zijn, opdat de inhoud van een bepaald archief ook daar
bekend kan zijn. En dat verkrijgt men alleen, als de inventaris niet in
een enkel geschreven exemplaar ter plaatse zelf, doch in gedrukte
exemplaren ook op vele plaatsen elders te raadplegen is.
Voor dezen arbeid nu, het maken van een herzienen gedrukten
inventaris en „de veel omvattende werkzaamheden daaraan ver
bonden", werd mej. Moquette in 1901 bepaaldelijk als adjunct-archi
varis aangesteld.
Maar na Scheffer s indeeling en beschrijving was het Rotterdamsche
archief met vele andere archieven, deels in bruikleen gegeven, deels
geschonken, verrijkt. Ook door automatische overneming van de
archieven der met Rotterdam vereenigde gemeenten had het stedelijk
archief een groote uitbreiding gekregen. Bovendien werden telkens
weer archieven van gemeentelijke commissiën en andere nog op het
stadhuis achtergebleven archieven naar het nieuwe Archiefdepót
overgebracht.
Van deze archieven nu bestond in het geheel geen inventaris.
Het lag dus wel in de rede, dat deze zoo spoedig mogelijk onder
handen werden genomen.
Het eerst heeft Mej. Moquette het archief van de Weeskamer
geordend en beschreven. Een vrij lastige taak, juist omdat de archi
varis Scheffer hieruit vele stukken gelicht en bij de afdeeling Genea
logische bescheiden over Rotterdamsche geslachten had ingedeeld.
Deze moesten natuurlijk alle eerst weer bij het archief, waartoe ze
behoorden, worden ondergebracht. Daardoor duurde het dan ook
tot 1907, dat de inventaris in druk kon verschijnen als eerste van de
serie gedrukte archiefinventarissen, waarvoor de Raad der gemeente
volgens het advies der Archiefcommissie een post op de begrooting
had beschikbaar gesteld.
Deze inventaris van het Weeskamerarchief is mijns inziens uit
stekend geslaagd en mijn toenmalige Amsterdamsche collega, Mr.
W. R. Veder, dacht er evenzoo over. In een bespreking van het werk
in het Nederlandsch Archievenblad noemde hij deze publicatie in meer
dan een opzicht een belangrijke gebeurtenis. Hij prees den inventaris
als een voortreffelijk stuk werk, een model, dat in andere steden,
waar men nog niet gereed was met de regeling van deze archieven,
van veel nut kon en zou zijn. Ook vestigde hij er de aandacht op,
dat met dezen inventaris het eerste meer omvangrijke resultaat van
vrouwelijken arbeid in ons vak was geleverd en hij reeds daarom be
langwekkend mocht heeten.
De tegenwoordige Algemeene Rijksarchivaris in België, Dr.
Cuvelier, besprak in de Revue des bibliothèques et archives de Belgique
den inventaris eveneens op zeer waardeerende wijze.
Inmiddels had Mej. Moquette ook het archief van het Heilige
Geesthuis, dat in 1903 in bruikleen was afgestaan, onder handen
genomen en daarvan een nieuwen inventaris gemaakt in overeen
stemming met de regels van de Handleiding. Deze inventaris, die tot
nog toe niet gedrukt is, heeft de raadpleging van het waardevolle
archief van die instelling heel wat vergemakkelijkt. Met het werk van
Mr. S. Muller Hzn.: Het Heiligegeesthuis te Rotterdam, dat in 1896
werd uitgegeven, zou de gedrukte inventaris van Mej. Moquette een
passend pendant vormen.
Tien jaar na haar eersten inventaris, in 1917, kon de door Mej.
Moquette bewerkte omvangrijke catalogus van de portretverzameling,
bevattende een beschrijving van 3000 portretten van bekende Rotter
dammers, in druk verschijnen. In een der locale bladen werd de ver
schijning van dit werk toegejuicht „als een uiting van leven van het
Archief, maar bovendien ook als een proeve van hetgeen er leerzaams
van dit instituut kan uitgaan", terwijl in het Archievenblad de Leidsche
archivaris Mr. Dr. J. C. Overvoorde er een uitvoerige en lovende
bespreking aan wijdde.
Een derde gedrukte inventaris, door Mej. Moquette bewerkt, is
die van het in bruikleen gegeven archief van Kerkmeesters en Gecom
mitteerden tot de zaken der Ned. Hervormde gemeente te Rotterdam.
Deze verscheen in 1924 bij de N. V. Korteweg en Stemerding te
Rotterdam.
Over vrouwelijker! archiefarbeid schreef Mej. MOQUETTE zelf een interessant
artikel in Het Gildeblad van Juli 1911.