188 bepleit. Weliswaar heeft de Staat een recht van toezicht op de gemeente-archieven, maar in de praktijk heeft dit niet veel te beduiden. Sedert eenige jaren is de Staats-archivrat dr. B. Vollmer, die nu onlangs tot Direktor van het Staatsarchief te Diisseldorf is benoemd, bezig geweest het denkbeeld van een archiefinspectie, in navolging van het bij ons geldende stelsel, ingang te doen vinden. Zijn be moeiingen hebben tot gevolg gehad, dat de Rheinische Provinzial Landtag, op initiatief van den Rheinische Stadtetag, met ingang van 1 April j.l. een zoogenaamde „Archivberatungsstelle" heeft ingesteld, welke ondergebracht is bij de afdeeling Kunsten en Wetenschappen van het Provinciaal bestuur van het Rijnland. Hoewel dit Provinciaal bestuur er bij de instelling den nadruk op heeft gelegd, dat een organisatie is in het leven geroepen, welke zich geheel aanpast aan de verhoudingen in het Rijnland, valt het toch niet te ontkennen, dat het bij ons geldende systeem den stoot heeft gegeven aan- en tot voor beeld heeft gediend bij de oprichting van die „Archivberatungsstelle al is de inrichting in het Rijnland dan eenigszins anders dan onze Provinciale archiefinspectie. In het kort komt zij op het volgende neer Het bovenvermelde toezicht van den Staat wordt door de instel ling van het instituut niet gehinderd; men hoopt practische resultaten te bereiken door het aanvatten van de ordening en beschrijving van verschillende archieven en daardoor een taak op zich te nemen, welke de Staat door gebrek aan middelen niet kan voltooien. In hoofdzaak zal de beschrijving van de archieven der kleine gemeenten aan de orde komen en het ligt in de bedoeling het vroeger door de Gesellschaft für Rheinische Geschichtskunde uitgegeven Uebersicht iiber den Inheit der kleineren Archive der Rheinprovinz door Tille en Krudewig, voort te zetten. Voor de archieven der R.K. kerk wordt reeds zorg gedragen door het onder leiding van den Archivdirektor dr. Lohmann staande Aartbisschoppelijk Diocesaanarchief te Keulen, terwijl ook de Rheinisch-Evangelische Kirchenprovinz zich het lot harer archieven aantrekt. De Provinciale Landdag heeft voor het bovenomschreven doel een bedrag van Mk. 25000 per jaar beschikbaar gesteld. Met de Staatsarchieven te Diisseldorf en Coblenz zal de leider van de „Beratungsstelle" in geregeld contact blijven. Als zoodanig is aan gesteld dr. W. Kisky, Reichsoberarchivrat, bekend door de door hem bezorgde voortzetting van de uitgave van de „Regesten der Erzbischöfe von Köln", die, na gedurende den oorlog in diplomatieken dienst te 189 zijn geweest, sedert eenige jaren op wachtgeld was gesteld. Hem is toegevoegd Geheimer Archivrat dr. O. Redlich, die door de in Pruisen geldende leeftijdgrens van 65 jaren, op 1 April j.l. het beheer van het Staatsarchief te Diisseldorf aan een jongere kracht heeft moeten overlaten. Door hunne benoeming bij de „Beratungsstelle" kunnen deze beide gewezen archivarissen hunne krachten aan de wetenschap blijven wijden; de taak, welke hun wacht, dient niet gering te worden geschat, want de Rijnprovincie omvat niet minder dan vijf Regierungs- bezirke, te weten Diisseldorf, Keulen, Aken, Coblenz en Trier. Algemeen wordt dan ook de wensch uitgesproken, in elk dier gebiedsdeelen minstens één archivaris werkzaam te stellen. In Westfalen is ook een archiefinspectie ingevoerd. De archivaris der Vereinigte Westfalische Adelsarchive, dr. H. Glasmeier, is daar tot inspecteur aangesteld. De beschikbare gelden bedragen Mk. 3000 per jaar; de inspecteur ordent zelf niet, doch geeft raad in voor komende gevallen. In zooverre is hier dus met recht te spreken van een „Beratungsstelle". Men dient echter te bedenken, dat in Westfalen door de uitgave van de Inventare der Nicht Staatlichen Archive reeds veel inventarisatiewerk is verricht. D. P. M. GRASWINCKEL. Puzzle of vervalsching. In Schwartzenberg's Charterboek van Friesland I, 200 komt een oorkonde voor, overgenomen uit Van Mieris' Charterboek II 683, die de bron aanwijst, nl. een register der Hollandsche Leenkamer. Dit register is uitvoerig ontleed in Van Riemsdiik, De Tresorie en Kanselarij van de graven van Holland en Zeeland ('s Grav. 1908), bl. 496 no. 23. Het stuk in questie wordt daar (bl. 499) vermeld als volgt: „Op fo 81 vo tusschen de brieven van 1344 in eene verklaring van Ludolf, abt in Werum, en Wybrand, proost in Unna, omtrent 's Graven bevoegdheden in Friesland beoosten het Vlie". Wij hebben ons van de oorkonde een foto verschaft en nu eerst bleek, dat het raadselachtige Unna een naam, die voorkomt in het Oorkondenboek van Groningen en Drente en waaronder de mark Onnen te verstaan is, onder Haren steeds foutief is gelezen. Het stuk is anders duidelijk genoeg geschreven. Het luidt: „Die abt Ludolf van Florecampe van sinte Vijtskerke in Werum ende die Proest Wybrand van sinte Nyclaiskerke in Sonden in Vinia Domini hebben ghezeghet, dat die Grave van Holland alsulc recht hevet in Oest- vriesland als hierna ghescreven staet. Die Grave van Holland hevet Van ziin hand verschenen over dit onderwerp: „Die Verwaltung der Kom- munalarchive in den Niederlanden" in Minerva Zeitschrift, 3e jaargang, deel 11/12 en „Das Archivwesen in den Niederlanden" in Rheinische Heimatblatter, 5e jaarg., deel 10.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1929 | | pagina 23