182
Dr. Müsebeck betoogt de behoefte aan een dergelijken General-
sachkatalog ook voor het Duitsche Rijksarchief. Het is te hopen, dat
hij het werk zal weten tot stand te brengen en dat we eens een uit
treksel er uit in druk voor ons zien, dat eenigszins te vergelijken zal
zijn met het niet lang geleden verschenen Overzicht van den inhoud
van het Algemeen Rijksarchief van ons land en het Overzicht van het
Rijksarchief in Gelderland.
Heeft de Duitsche archivaris het Weensche voorbeeld gezien en
niet nagevolgd, ook van hetgeen twee Engelschen over archiefzaken
in het midden hebben gebracht, heeft hij niet naar voren gehaald
wat voor een vakman de hoofdzaken behoorden te zijn. Wanneer
men de publicaties van dr. Müsebeck en dr. Hubert Hall tegenover
elkander plaatst, kan het een Nederlander treffen, dat de neiging om
te veronderstellen dat het in een ander land licht beter is dan in het
eigene, ook elders voorkomt. Dat de Engelsche en Fransche archieven
voor de oplossing van archiefvraagstukken beter staan dan de Duitsche
omdat de Engelschen en Franschen den oorlog gewonnen hebben,
zooals dr. Müsebeck schijnt te meenen, geloof ik nu heelemaal niet.
Evenmin kan ik den heer Hall2), die continentale toestanden zooveel
beter vindt dan de Britsche, toegeven dat de Fransche revolutie
daarvoor rechtstreeks verantwoordelijk kan worden gesteld. Wanneer
revolutie beteekent het ongeldig verklaren van oude rechtstitels, kan
zij voor die titels het gunstig gevolg hebben dat de gewezen belang
hebbenden ze voor belangstellenden toegankelijk maken, maar even
zeer het andere dat ze worden opgeruimd. Hoeveel documenten zijn
in den revolutietijd naar den papiermolen verwezen of tot kardoezen
gebruikt? Mr. Jenkinson, over wiens werk ik straks nader zal handelen,
voert aan, dat tijdens Koningin Victoria een wet is aangenomen,
volgens welke bij overdracht van onroerend goed slechts bewijs van
„short title" noodig was, en dat de oudere transporten, die toch voor
de plaatselijke geschiedenis van beteekenis zijn, nu worden verwaar
loosd, of verkocht aan een antiquaar of museumdirecteur of aan een
lijmfabrikant, al naar het uitvalt, een en ander in overeenstemming
met hetgeen het vasteland vroeger te zien heeft gegeven.
Revolutionnair of anti-revolutionair, overwinnaar of verslagene,
de volken en regeeringen komen voor dezelfde of soortgelijke archief
problemen te staan. Om ze op te lossen, moet men hun aard door
gronden en men zal dit bevorderen door de problemen niet met andere
te vertroebelen. Prof. F ruin heeft in de aangehaalde bespreking het
183
noodige gezegd over de officieele geschiedschrijverstaak, die men in
Duitschland den archiefambtenaren naast hun eigenlijk werk wil op
leggen. Wij houden ons aan de opvatting, dat de archivarissen als
zoodanig de archieven hebben te bewaren, te ordenen en er inlichtingen
uit te geven aan wie er naar vraagt.
Nu stelt de jongste tijd bijzondere eischen. De overstelpende massa
van de te verwerken bescheiden behoefde ons eigenlijk geen zorg te
geven, alleen aan hen die de kredieten voor meer gebouwen en meer
ambtenaren hebben te verschaffen. Indirect hangen met den massalen
toevloed toch wel een paar vragen samen, die ons mogen bezighouden,
die ook elders tot gedachtenwisseling aanleiding hebben gegeven.
De Carnegie Endowment for international peace, te Washington,
heeft een half millioen dollars per jaar beschikbaar om internationale
oorlogen te verhoeden. De instelling telt drie afdeelingen, waarvan
de derde, de Division of economics and history, wordt geleid door
prof. J. T. Shotwell en in verschillende boards is onderverdeeld.
Deze derde divisie heeft in het najaar van 1914 het plan opgevat
om een historischen grondslag te scheppen voor de bepaling van de
kosten van den oorlog en van de door dezen veroorzaakte verplaatsing
in de maatschappij. Voor zulk een „Economie and social history of the
world war" zijn vele medewerkers noodig en de aard van hunne
monographieën wordt grootendeels door bijzondere voorstudiën bepaald.
In de Britsche serie van deze uitgave verschenen tot nu toe o.a.
A manual of archive administration, including the problems of war archives
and archive making door Hilary Jenkinson, „lecturer" in palaeographie
en archiefkunde aan de universiteit van Londen, (1922)en het reeds
aangehaalde boek van Hubert Hall. Deze behandelt den toestand in
Groot-Britannië, waaruit voor ons ook wel iets te leeren is, Jenkinson
de eigenlijke problemen.
Behalve de werken van Jenkinson en Hall vermeldt dr. Müsebeck
een artikel van Charles Schmidt in de Revue de Paris van Mei 1926.
Dit is getiteld„Les archives économiques modernes", wijst op den
invloed, dien bankiers, kooplieden en industrieelen op de staatkunde
hebben uitgeoefend, op het belang van het documenteeren van dien
invloed, op hetgeen met name te Keulen, Bazel, Brussel en Den Haag
(Historisch Economisch Archief) op dit gebied reeds is te vinden. Dr.
Müsebeck wil in zijn depot ook andere bronnen voor de geschiedenis
dan officieele staatspapieren opnemen2), een denkbeeld van verre-
British archives and the sources for the history of the world war. London 1925'
2) T. a. p. inleiding.
Zie hierover ook reeds Ned. Archievenblad 1923/1924, blz. 184 vlg.
2) Eenigszins inconsequent schiint het mij van dr. MÜSEBECK, dat hij de films, in
afdeeling XI 2 van de Uebersicht vermeld, wel graag naar een Rijksfilmarchief wil spuien,
als ik hem tenminste goed begrijp.