178
46 deelen Staatscouranten
circa 60 deelen: Verslagen der Tweede Kamer;
13 jaargangen van het Leidsch Dagblad;
circa 300 door het vocht aan elkaar klevende stapeltjes losse
papieren, behoorende tot dossiers betreffende de financiën, algemeene
zaken of volkshuisvesting;
een aantal gezinskaarten van het bevolkingsregister;
een aantal kaarten der afdeelingControle-Belastingen met de
aanteekening van verschuldigde retributies;
een aantal pensioenskaarten
eenige studenten-almanakken.
Overigens is het geheele Nieuw-Archief verloren gegaan.
Wat de technische verzorging dezer bescheiden betreft, zij het
volgende opgemerkt:
De gevonden deelen werden ter droging in het centraal-verwarmd
lokaal stuksgewijze op den vloer op latten gelegd, opdat de lucht
daaronder zou kunnen circuleeren en beschimmeling voorkomen worden.
Na eenige dagen werden de deelen gekeerd en daarna op hun smallen
kant uitgezet met de bladen waaiervormig geopend. Vele deelen
waren aan de randen geheel zwart of ook wel waren sommige diep
ingebrand en bovendien krom getrokken. Het herstel vereischte een
binder, die niet alleen bedreven was in alle onderdeelen van zijn vak,
maar ook een man was van practisch overleg. Hiervoor vond ik den
gepensionneerden concierge-boekbinder van het Gemeente-Archief,
A. de Bruin, die aan dit herstel nog eenige maanden zal moeten besteden,
Niet alle deelen vereischen evenveel werk. Sommige kunnen,
droog zijnde, hersteld worden door het zwart-gebrande met een
zachten borstel er af te vegen en ze opnieuw te binden. Bij andere
verkeert de band nog in goeden staat. Maar vele moeten een meer
uitgebreide behandeling ondergaan; deze worden eerst blad voor blad
los gehaald, daarna geperst, genaaid en gebonden, zoo noodig in
perkament, en ontdaan van het er aan gebrande zwart, door dit er
af te schuren. Het is aantrekkelijk de glanzende deelen, welke te
voren zoo'n onooglijk aanzien hadden, naast elkander te zien paradeeren.
De losse papieren op stapeltjes, behoorende tot dossiers, ver
eischen ook veel zorg en arbeid. Door eene assistente werden deze
aan elkaar klevende papieren, nadat zij grootendeels op latten op
den vloer gedroogd waren, van elkander genomen; daarna werd elk
blad van het daarop volgende gescheiden door een velletje lijmvrij
papier, om vervolgens het stapeltje verder te laten drogen. Droog
zijnde werden de zwart-gebrande kanten met een zachten borstel
afgestreken, waarna de assistente de oppervlakkig bijeengevoegde
179
stukken in een omslag deed ter verdere ordening. Aan den Heer
C. J. van der Lelie, Hoofdcommies ter Secretarie, was de schifting der
stukken, door de arbeiders te voorschijn gebracht uit de puinhoopen,
en hunne indeeling opgedragen, terwijl mij, wegens de ongesteldheid
van den Archivaris, de technische verzorging en voorziening der be
scheiden was toevertrouwd.
J. W. VERBURGT.
Buitenlandsche stemmen.
In den 32sten jaargang van het Archievenblad blz. 156 vlg.) heeft
prof. Fruin een geschrift van dr. Ernst Müsebeck, een der Direktoren
van het Duitsche Rijksarchief, besproken en zich daarbij goedkeurend
uitgelaten over de door dien heer gegeven definitie van het herkomst-
beginsel. Een nieuw opstel van dr. Müsebeck, in het jongst verschenen
deel van de Archivalische Zeitschrift, getiteld „Der Einflusz des Welt-
krieges auf die archivalische Methode" (1929, blz. 135 vlg,), doet mij
denken, dat de beoordeeling te gunstig is geweest en dat het onjuiste,
althans tot misverstand leidende gebruik van één woord aan de aan
dacht van den heer Fruin is ontsnapt.
Het genoemde artikel bevat een aantal belangrijke mededeelingen
en beschouwingen, welke het opschrift zeer onvolkomen dekt. Dat
de wereldoorlog de beproefde archivalische methode ongeschikt of
minder geschikt zou hebben gemaakt, geloof ik voorshands niet. Men
schijnt de opvatting in het Duitsche Rijksarchief wei te hebben;
dr. Oszwald heeft aan de lezers van den 33sten jaargang van het
Archievenblad (blz. 33) voorgehouden, „dasz das Provenienzprinzip
nicht immer streng innegehalten werden konnte desgelijks dr. Rogge
in de Archivalische Zeitschrift van 1925 (blz. 130). Deze schrijvers zijn
jongere ambtenaren aan het Rijksarchief en waarschijnlijk bereid te
jurare in verba magistri. Wanneer deze decreteert, dat het herkomst-
beginsel niet kan worden nageleefd, willen zij het wel gelooven.
Maar wie nu eenmaal overtuigd is, dat dit juist het eenige is, dat te
allen tijde en overal kan worden nageleefd, geeft zich niet aanstonds
gewonnen.
Ue zaak, waar het om gaat, lijkt mij bijster eenvoudig en moet
vooral niet opgeblazen worden. Prof. Fruin verzuchtte bij de bespreking
van dr. Müsebeck s vorig geschrift: „waarom wordt alles niet wat
eenvoudiger gezegd en iets dergelijks is mij bij de lezing der jongste
pennevrucht overkomen. De heer Direktor weidt uit over 5 der
Handleiding, maar ziet 67 over het hoofd„De berging van een
archief is geheel onafhankelijk van de indeeling en de inventarisatie.