74 welke op de pastorieën dier plaatsen waren terecht gekomen'). Ook verleende hij zijne medewerking aan den ruil van archieven met Pruisen, waarbij het voordeel verre aan den kant van het Rijks archief was. Het verkreeg n.l. een kleine drie duizend charters en een groot aantal andere zeer belangrijke bescheiden van oude instellingen, die hun zetel in Limburg hadden. Wij noemen slechts de Balie Biesen te Maastricht, het St. Peterstift te Sittard en de heerlijkheid Eys. Wij hopen met deze weinige woorden niet alleen een goed begrip te hebben gegeven van den lastigen toestand in het Limburgsch archief, maar vooral van den pioniersarbeid, die door Dr. Doppler daarin is verricht en waarop door zijne opvolgers verder kan gewerkt worden. j. M. VAN DE VENNE. Het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1928. I. Ofschoon het hierboven genoemde besluit eerst op 8 Maart 1929 door de Koningin werd geteekend en in nr. 72 van het Staatsblad 1929 is opgenomen, wordt het gerekend in werking te zijn getreden op 1 November 1928, en draagt het dit laatste jaartal in de benaming, waarmede het kan worden aangehaald, en die ook hierboven gebruikt is. Voor ditmaal zal ik mij moeten bepalen tot eenige beschouwingen over het besluit zelf, zoowel uit het oogpunt van de algemeene ambtenaars-belangen als uit dat van de bijzondere van de Rijksarchief- ambtenaren. Een algemeene beschouwing over het vraagstuk b e I o o n i n g naar behoefte of belooning naar bewezen diensten, wil ik niet houden. Het tegenwoordig besluit berust op een gemengd stelsel, waarin naast de norm belooning naar bewezen diensten, ook rekening wordt gehouden met die: belooning naar behoefte, en, naar het mij voorkomt, met de laatste iets meer dan reeds vroeger het geval was. De eerste schrede, die gezet werd op dezen weg, was de toe kenning van kinder-toelage. Later kwam het verschil, dat gemaakt werd tusschen ongehuwde en gehuwde ambtenaren of tusschen hen, die met de eene of met de andere soort gelijk werden gesteld. Wat dit laatste betreft, is er bij het nieuwe besluit verandering gekomen, en het is daarop, dat ik in de eerste plaats de aandacht wil vestigen. De regeling van het Bezoldigingsbesluit-1925 was aldus2): De 75 mannelijke ambtenaren, die gehuwd of gehuwd geweest zijn, zoomede de vrouwelijke ambtenaren, die gehuwd geweest zijn, zoolang zij niet hertrouwd zijn, kunnen opklimmen tot het maximum van de bezoldiging, zooals dat volgens het besluit is vastgesteldde overige ambtenaren, mannelijke of vrouwelijke, blijven beneden dit maximum en wel met een bedrag, gelijk staande aan twee periodieke verhoogingen. (Ik wil hier buiten beschouwing laten de bijzondere regeling, getroffen voor de onderwijzers bij het Lager of Uitgebreid Lager Onderwijs). Deze regeling is gegrond op de overweging, dat aan den ambtenaar, die voor een gezin heeft te zorgen, een betere bezoldiging toekomt dan aan hem, die daarmede niet belast is. De gehuwde vrouwelijke ambtenaar wordt dan beschouwd, zoolang zij nog gehuwd is, als niet belast met de gezinszorg, omdat haar man als daarmede belast beschouwd wordt. Zoodra echter het huwelijk op de een of andere wijze ontbonden is, komt de last op de schouders van de weduwe of gescheiden echtgenoote, die dan tot het onbeperkt maximum kan opklimmen. Indien zij echter hertrouwt, wordt zij weder beschouwd als deel uit te maken van een gezin, waarvoor de zorg aan haar man is opgedragen. De regeling van het Bezoldigingsbesluit-1928 is nu een andere geworden. Aan de artikelen van dit besluit gaat een Algemeene bepaling vooraf, waarvan het begin luidt „Waar in dit besluit gesproken wordt van: „ongehuwden", worden daaronder verstaan de gehuwde vrouwelijke „ambtenaar en de ongehuwde ambtenaar, voor zooveel deze niet „gehuwd is geweest „gehuwden", worden daaronder verstaan de gehuwde en gehuwd „geweest zijnde mannelijke ambtenaar, alsmede de gehuwd geweest „zijnde vrouwelijke ambtenaar, voor zoover deze niet is hertrouwd De redactie valt niet gelukkig te noemen; zij doet zelfs eenigs- zins komisch aan behalve vóór haar eerste huwelijk is een vrouwelijke ambtenaar gehuwd als zij niet gehuwd is, en niet gehuwd als zij dit wel is. Beter ware misschien in plaats van „worden daaronder verstaan te lezen „worden als zoodanig beschouwd Intusschen is op dit punt geen verandering met 1925 gekomen. Wel echter wat betreft het verschil in bezoldiging tusschen ongehuwden en gehuwden. Vroeger verkeerden volgens de regeling van 1925 de ongehuwden en ge huwden in gelijken toestand, totdat zij een bedrag van bezoldiging bereikt hadden, gelegen op het te behalen maximum verminderd met twee periodieke verhoogingen. Vroeger dus was het maximum van hunne bezoldiging gereduceerd. Thans wordt echter hunne bezoldiging van den aanvang af gereduceerd, en wel met 3 °/0. Ofschoon de regeling voor de als ongehuwd beschouwden dus doorloopend minder Het verheugt ons te kunnen melden, dat Dr. DOPPLER, ook na ziin aftreden als Rijksarchivaris, als Provinciaal Inspecteur van Limburg is werkzaam gebleven. Moge hij in die hoedanigheid ook in het vervolg het Rijksarchief te Maastricht nog met menige aanwinst kunnen verrijken. 2) Artikel 8.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1929 | | pagina 8