70 Bij het aftreden van Dr. P. Döppler als Rijksarchivaris in Limburg. hoort hier en daar niettemin het Latijn er doorhéén. Zoo iets kan slechts een litteraat van groote begaafdheid. Kortom: met Dr. Reynders ging heen een voortreffelijk geleerde, een door en door gaaf en goed mensch, wiens groote, ja overmatige bescheidenheid een beletsel is geweest voor zijn ontplooiing in grooteren kring, doch wiens verscheiden m.i. juist daarom eens te meer aandacht verdient. Amersfoort. Dr. H. E. BECHf. Gaarne voldoen wij aan den wensch van den Redacteur, om, evenals wij aan het heengaan van Dr. P. Doppler als Rijksarchivaris in Limburg eenige woorden wijdden in de laatste Maasgouw van 1928, ook in het Archievenblad een en ander mede te deelen over diens werk als archivaris. Des te liever is ons dit ook, omdat wij de gelegenheid hebben, de eigenaardige moeilijkheden, waarmede het personeel van het Limburgsche archief bij de ordening en beschrijving der stukken te kampen heeft, nog eens duidelijk in het licht te stellen. Wij denken hier niet aan de ingewikkelde politieke geschiedenis der provincie, die in de 18e eeuw verdeeld was in 32 staatjes of gedeelten van staten, doch bedoelen meer den materieelen toestand, waarin de oude stukken tot ons gekomen zijn. Dr. Doppler kwam in 1886 als volontair aan het Rijksarchief, nadat hij zijn doctoraat in de philosophie en letteren gehaald had te Leuven. Hij heeft daarna van 1889 - 1893 het archiefwezen verlaten, in welken tijd hij verbonden was aan de stadsbibliotheek te Maastricht. In dit laatste jaar is, na de benoeming van Flament tot Rijksarchivaris als opvolger van Habets, diens plaats als commies-chartermeester inge nomen door Dr. Doppler. In 1906 werd hij hoofdcommies. Eindelijk, in 1922 kwam hij aan het hoofd van ons Limburgsch archief. Gedurende ongeveer acht en dertig jaren dus was Dr. Doppler daaraan verbonden, zijn groei en ontwikkeling medemakend en aan den bloei der instelling zijne beste krachten wijdend. Zijn eigenlek archiefwerk begon in 1893 na zijn benoeming tot commies-chartermeester. Het eerste jaar ver zorgde hij de talrijke charters der Rijks-abdij Thorn, waarvan de in ventaris door Habets en Flament is uitgegeven. Met de beschrijving van de meeste andere perkamenten onzer rijke verzameling bleef hij 71 verder eenige jaren bezig. Eigenaardig is wel, dat Dr. Doppler ge durende zijne geheele loopbaan een zekere voorliefde behield voor dit soort arbeid. Het uitgeven van de schepenbrieven van St. Servaas en van Onze L. Vrouw te Maastricht, door hem veelal in zijn vrijen tijd bewerkt, is als een mooi resultaat hiervan te beschouwen. In 1898 begon hij een werk, dat van zeer veel invloed is op de verdere ordening en beschrijving der verschillende archieven. Toen werd n.I. door hem, aanvankelijk onder leiding van Flament, overgegaan tot de schifting van de stukken, welke in 1884 van de arrondissements rechtbank te Maastricht waren overgenomen. Deze archieven, afkomstig van opgeheven instellingen, welke ook reeds door het herhaald ver deden van gebied, tusschen verschillende souvereinen, veel zullen geleden hebben, zijn ingevolge de Fransche wetten op het laatst der 18^ eeuw in beslag genomen en toen door de préposés aux triage des titres voorloopig geschift. In dien tijd zijn ze eerst gedeeltelijk overgebracht naar de gebouwen der prefectuur en later bijeengezet in het voormalige Minderbroedersklooster, de tegenwoordige recht bank. Tengevolge van omstandigheden werden ze in 1828 in dit gebouw verplaatst, waarna, waarschijnlijk in 1843, eene schifting plaats had om datgene wat voor België van belang was er uit te halen. Indien ze verder geen lotgevallen hadden gehad, dan reeds zou de ordening moeite genoeg hebben opgeleverd. Het bleef hierbij echter helaas niet, op 9 Augustus 1866 ontstond brand in de keukens der naastgelegen gevangenis en sloeg over op het paleis van Justitie. Gevangenen moesten in allerijl elders worden ondergebracht, papieren en archiefstukken vlogen brandend rond, het geheele gebouw scheen te moeten uitbranden. Gelukkig werd een gedeelte der archieven beschermd door de gewelven der voormalige kloosterkerk. De stukken op de benedenverdiepingen hadden het harder te verantwoorden. Voor een deel werden ze door brandweer lieden „gered" d. i. door de vensters uitgeworpen op overblijfsels van een brandend afdak en ten prooi van bluschwater enz. De sporen van deze reddingspogingen zijn nog duidelijk waar te nemen op tal van archiefstukken. Gelukkig, dank zij vooral de gewelven, ging niet alles verloren. Archivaris Habets kon in 1884 meer dan 3000 registers en ongeveer 25000 pakketten overnemen. Maar in welken toestand De archieven van alle instellingen doorelkaar gemengd en sommige dossiers zoo vergaan, dat er niets meer mee te beginnen was. We hebben dit alles uitvoerig medegedeeld om een juist begrip te geven van den „rommel", zoo zouden we het gerust kunnen noemen, welke tot geordende, voor het publiek bruikbare, archieven moest omgevormd worden. De registers zijn het eerst onder handen

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1929 | | pagina 6