inleiding zegt hij hieromtrent „Theorien aufzustellen oder zu bekampfen verm.ed ,ch nach Möglichheit. Ich versuchte die tatsdchlichen Ver- naltmsse auschaulich zu schildern." Van den schrijver is dit juist gezien. Polemiek behoort in een werk,e als dit niet thuis de eenheid, welke nu dit boekje kenmerkt, ware verbroken geworden. In een tijdschrift als het Ned. Archievenblad kan bij de beoor- deelmg volstaan worden met een algemeene beschouwing. Natuurlijk zijn er op details aanmerkingen te maken - zoo o.a. is de beteekenis van Utrecht in de oudere middeleeuwen veel te hoog aangeslagen de waarde van een plaats als Dokkum als handelscentrum is volgens mi) voor 1000 zeer gering; een uitgesproken meening over de Friesche akens heeft de schrijver niet - doch de groote winst is, dat hij nu een goed geschreven geschiedenis van den geheelen handel van Noordwest Europa in genoemd tijdvak geschreven heeft. Slechts eene opmerking zij mij vergund en deze zal tevens eene aanmerking z,|n De schrijver staaft zijne mededeelingen uitnemend door ,n noten de gebruikte bronnen aan te halen. Zoo komt hij tot het respectabele getal van 1361 noten, welke hij bij elkaar achter zijn opstel plaatst. Zoodoende moet de aandachtige lezer nagenoeg bi| eiken zm achter m het werkje de noot opzoeken. Een eindeloos omslaan der b adzijden en een spoedig verslappen van de aandacht is het gevolg. Waarom niet het aantal noten beperkt en aan den voet der bladzijden geplaatst? De Lands-Archivaris van Nederlandsch-lndië heeft - blijkens zijn oord vooraf - dit boek geschreven op uitnoodiging der Indische Regeering, nu in januari 1929 de herdenking viel, dat twee en een halve eeuw geleden tusschen de Oost-Indische Compagnie en de hoofden van „de landstreek Manado" het eerste contract van bond genootschap werd gesloten. Het overzicht van de betrekkingen tusschen de Nederlanders en de Mmahassa, bij het jaar 1829 eindigend, is ewerkt aan de hand van gegevens, aanwezig in het Landsarchief te atavia. Het hoofdbestanddeel van het boek wordt gevormd door extracten uit archiefbescheiden. De term Mmahassa ter aanduiding van de landstreek Menado is eerst zeer laat in zwang gekomen. In de uittreksels, door den Lands- Arch.var.s gepubliceerd, ontmoeten wij het woord voor het eerst in 141 een stuk van het jaar 1789; de beteekenis ervan is: Landraad, ver gadering der dorpshoofden. De beide namen worden dan naast elkander gebruikt in een Gouvernementsbesluit van 1824, hetwelk bepaalde, dat de residentie Menado zou bestaan uit de Minahassa of het zoo genaamde bondgenootschap van Menado met de westelijk daarvan gelegen rijkjes. De landstreek Menado had voor de O. I. Compagnie hoofdzakelijk beteekenis als rijst voortbrengend land. In 1656 liet daar de Gouverneur der Molukken (Ternate), bij gelegenheid van een bezoek aan Celebes, een barricade opwerpen, waarbij hij eene kleine bezetting legde. Het was de bekende gouverneur der Molukken Robertus Padtbrugge, die op 10 januari 1679 met de dorpshoofden en gansche gemeente van de landstreek van Menado het contract sloot, waarin deze verklaarden de Compagnie aan te nemen voor hun wettig, eenig en eeuwig opperheer. Het verbond tusschen O.-l. Compagnie en Menado werd bevestigd en hernieuwd bij volgende contracten, van welke de texten eveneens in extenso door Dr. Godëe Molsbergen zijn afgedrukt. De landstreek Menado, waar in de 18he eeuw de gezaghebber der Compagnie den titel van resident voerde, bleef ressorteeren onder het Gouvernement der Molukken (Ternate) tot de bestuursreorganisatie door Gouverneur-generaal Daendels. Menado werd toen gebracht onder de Prefectuur van Amboina en onderhoorigheden. De „Geschiedenis van de Minahassa tot 1829 sluit met de mede- deeling van enkele, 150 jaar na het eerste verbond gesloten contracten, waarbij de Minahassers beloven troepen te leveren aan het Neder- landsch-Indische gouvernement tot demping der op java ontstane onlusten. R. B. Berichten. 140 H. A. POELMAN. 7 u' l' C 0odtC Molsber<Jcn' L<™ds Archivaris. Geschiedenis van de Mmahassa tot 1829 (Weltevreden - Landsdrukkerij 1928). Algemeen. u b i I e u m Prof. D r. H. Brugman s. Hoewel we niet gewoon ziiri hier jubilea van historici te memoreeren, zoo willen we voor dit iubileum een uitzondering maken, omdat de jubilaris, al behoorde hii dan nooit in den engeren zin tot de onzen, toch door zijn medewerking gedurende lange jaren aan de archiefexamens, en ook door zijn zeer gewaardeerde medewerking nu en dan aan dit blad, nauwer dan eenig andere hoogleeraar in de qeschiedenis aan onzen kring is verbonden. Mogen de vele goede wenschen op den 7den Maart bij de grootsche huldiging te Amsterdam ter gelegenheid van zijn 25-iarig hoogleeraarschap aldaar geuit Voorzitter van het huldigingscomité was Prof. BrUGMANS' oudste leerling, onze vakgenoot Dr. H. A. POELMAN te Groningen ook voor het archiefwezen bewaarheid worden. Als blijvende

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1929 | | pagina 41