bevinden zich een lijst van L.ornmissarissen der Bank van 1614 tot 1790 en personeelsbenoemingen van 1703 tot 1794. Aangezien dit nummer loopt over de jaren 1615 tot 1702 wordt vermoed dat deze stukken los in den band liggen. Indien dit inderdaad het geval is hadden zij bij no. 63 gevoegd kunnen worden en zóó niet, dan had bij dit nummer naar no. 1 moeten worden verwezen. Onder Huis houdelijke Zaken zijn opgenomen stukken die m.i. beter in de onderafdeeling l ersoneel op hun plaats zouden zijn geweest (nos. 62-66, vlg. no. 63 met no. 209) en ten slotte wordt opgemerkt, dat de aanstellingen van een waardijn van de juweelen en van een vendumeester benevens acten van borgtocht voor laatstgenoemden beambte (nos. 292 en 293) in de afdeeling Varia terecht zijn ge komen. Vermoedelijk zijn de aanstellingen oorspronkelijke aan de benoemde personen uitgereikte stukken, welke dus aan hen en niet tot het archief der Bank hebben behoord. Maar de acten van borg tocht dan? Zij behoorden toch wel tot het archief en hadden met no. 218, dat gelijknamige stukken vermeldt, vereenigd kunnen worden. De aanstellingen en de onder no. 294 opgenomen familiepapieren van den Concierge-boekhouder Schrieck zouden in de onder inventaris no. I voorgestelde afdeeling „Gedeponeerde archieven" goed geplaatst zijn geweest. Door de wereldoorlog gedwongen enige jaren in Brussel te wonen, heeft Prof. de Vocht zich onledig gehouden met het opsporen van allerlei gegevens in de daar bewaarde archieven van zijn Universiteit. Maar daarbij bleek het geheel zo ongeordend nog te zijn, dat het noodzakelik was althans een voorlopige inventaris op te maken. Daarmee is hij steeds voortgegaan, ook toen bleek, dat het door hem gezochte vrijwel niet aanwezig was. Tenslotte was hij zover gevorderd met de rangschikking en opsporing, dat de heer Cuvelier de gelegenheid aangreep om hem te verzoeken met dit werk voort te gaan en een volledige inventaris der in Brussel aanwezige Uni versiteitsarchieven samen te stellen. Na eindeloze vertragingen, terwijl Prof. de Vocht weer zijn werkzaamheden aan de Hogeschool had hervat, kon hij in 1927 zijn omvangrijk werk voltooien. Het bevat een korte inleiding over de wederwaardigheden van het boek zelf en een geschiedenis van het Universiteitsarchief tot de Franse periode, waarin ook allerlei voorkomt, dat ons inlicht omtrent de eigenaardige orga nisatie van zo'n universiteit in vroeger dagen, noodzakelik voor wie de archieven zelf wil bestuderen. De Hogeschool vormt nl. geenszins één geheel, maar is zeer gedecentraliseerd en bestaat, zooals de schr. zegt, uit een aantal vrijwel onafhankelike republieken de ver schillende Faculteiten en de vele „Colléges" met hun oneindig aantal beurzen en andere „fondations". Van deze allen worden de archieven afzonderlik behandeld. Een omvangrijke en buitengewoon uitgebreide collectie, in zijn geheel 6270 nummers omvattend, d.w.z. 6270 folianten en liassen. Daarbij komen dan nog in deze inventaris 58 nummers van het archief der commissie, die de goederen der Universiteit beheerde in de periode 1797 tot 1813, toen het onderwijs geschorst was. De rangschikking is buitengewoon overzichtelik, doordat de stukken in paragrafen en deze weer in onderverdelingen zijn geordend, zodat juridiese en comptabiliteitsdocumenten, stukken met een algemeen karakter of die in 't bizonder de professoren, de studenten, de bestuurs- kwesties etc. behandelen, afzonderlik zijn gehouden. Een uitgebreid register op plaats- en persoonsnamen maakt het opzoeken gemakkelik. Maar niet de techniese kant is voor mij het belangrijke van dit werk, doch de betekenis, die het heeft voor de historicus in 't algemeen. Deze is dunkt mij zeer groot. In de eerste plaats vinden we hier een groot aantal gegevens omtrent personen uit Noord- en Zuid-Nederland. Immers de Leuvense Universiteit was eerst ruim 100 jaar de enige Nederlandse Hogeschool, daarna bleef zij nog enige tijd de belang rijkste, naast Douay, en in de tijd der scheiding van Noord en Zuid, was zij natuurlik de instelling van hoger onderwijs voor de Katholiek gebleven bewoners van de Republiek. Dit blijkt zeer duidelik uit de vele „fondations", die ook in de 17e eeuw nog gesticht werden door Noord-Nederlanders en ten behoeve van burgers uit steden en dorpen van ons landbij 't doorbladeren troffen mij herhaaldelik de namen Amsterdam, Dordrecht, Zwolle, Haarlem, Utrecht enz. en natuurlik vele uit Staatsbrabant. Belangrijker echter nog voor deze kennis van personen zijn de lijsten van studenten, van ingeschrevenen in de verschillende colleges, van de professoren en andere beambten der Universiteit, waarvan er vele in de inventaris voorkomen, sommige, maar lang niet alle, zijn vanaf de 15e eeuw volledig. In de tweede plaats bevat het archief zeer veel gegevens omtrent de geestes geschiedenis van ons land en België. Ik denk daarbij aan de 38 delen der Acta van de academiese senaat, waarin natuurlik vele studie kwesties, maar ook zeker meer algemene zaken behandeld worden 136 P. BERENDS. Inventaire des Archives de I'Université de Louvain, 1426-1797, aux Archives générales du Royaume a Bruxelles, par Henri de Vocht, Professeur a /'Université de Louvain Inventaires des Archives de ia beigique publiés par ordre du Gouvernementsous ia direction de Joseph Cuveiier, archiviste général du Royaume) Louvain, iibrairie Universitaire, Uystpuyst, 1927. XLVJII en 586 biz. 137

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1929 | | pagina 39