134 tot 1840 en 2°. onder Uitvoering der wet regelende het Kiesrecht enz. van 1850: Kiezerslijsten en Stembiljetten van de aren 1821, 1824 en 1827 (nos. 456-458). Deze en andere nummers behoeven eene verklaring of toeilichting waarom de erin vermelde stukken op de uitvoering dezer wetten betrekking hebben. Inventaris no. 2. In het algemeen geeft deze inventaris aan- eiding tot dezelfde opmerkingen welke bij no. 1 zijn gemaakt. In iet bijzonder wordt gewezen op de archieven van de commissie van taxatie der landerijen en gebouwen, welke voor den aanleg van het Uroot Noord hol landsch kanaal door het Rijk werden overgenomen en van de Watersnoodcommissiën van 1825 en 1863. Deze com- rmssien waren ingesteld of benoemd door den Gouverneur in Noord holland, krachtens de hem bij Koninklijke besluiten gegeven macht.1! De leden vergaderden waarschijnlijk in het raadhuis te Buiksloot en bewaarden daar hun archieven. Echter behooren deze niet aan de gemeente doch aan het Rijk en de heer Oldewelt had ze dus als Gedeponeerde archieven in zijn inventaris moeten opnemen. Inventaris no. 3. De inventaris is verdeeld in 2 hoofdafdee- lingen aangeduid door de letters A en B. Afdeeling A bestaat uit het archief van Regenten van het Spin- en Werkhuis, afdeeling B uit het archief van de Gecommitteerde Opzienders van de bedelaars, bene omgekeerde volgorde zou meer met de inleiding in overeen stemming zijn geweest. Immers daaruit blijkt, dat de Gecommitteerde Opzienders over de bedelaars het eerst bestonden en dat zij later tevens Regenten waren van het in November 1596 opgerichte Spin huis, welke dubbele functie duurde totdat zij in 1613 van hunne eerstgenoemde bediening werden ontheven. Volgens den inventaristitel loopt afdeeling A door tot 1870, in welk jaar op 9 November de Regenten werden ontslagen. Echter loopen hun resolutien en brieven tot 1873 en vele andere in den inventaris opgenomen bescheiden zelfs tot 1877 door. Had de reden hiervan niet in de inleiding of door noten onder de betrekkelijke nummers medegedeeld moeten worden? In de inleiding wordt gezegd dat de uitgaande brieven van het Spin- en Werkhuis in dezelfde registers geminuteerd, de ingekomen stukken in één algemeene serie opgelegd en de notulen van beide stichtingen in eenzelfde registers geboekt werden, doch dat de Regenten de financiën van elk gesticht tot 1782 afzonderlijk en daarna vereenigd beheerd en verantwoord hebben totdat zij het beheer van het Spinhuis in 1811 moesten overdragen aan de Regenten J) Zie o.a. Kon. besluiten van 7 April 1820, no. 21 en 17 Februari I825, no. 146. 135 der gevangenissen. Het is den heer Oldewelt niet gelukt een en ander, vooral wat de afdeeling financiën betreft, in den inventaris op bevredigende wijze uit te drukken. Immers daarin beschrijft hij eerst de financieele bescheiden van het Spinhuis tot 1782 (nos. 224 232) en dan die van het Werkhuis van 1682 tot 1870 (nos. 233 355) zonder te doen uitkomen dat deze laatste serie nummers tot 1782 alléén het Werkhuis, van 1783 tot 1811 het Spin- en Werkhuis en van 1811 tot 1870 weder uitsluitend het Werkhuis betreffen. Dit bezwaar had de heer Oldewelt kunnen voorkomen, indien hij het volgende schema voor den inventaris had toepast. A. Spin- en Werkhuis. 1. Algemeene zaken. 2. Bijzondere zaken: Vermogen, Personeel, Financiën 1783—1811, Gebouwen enz. B. Spinhuis. Bijzondere zaken: Financiën 1654—1782 en Bevolking. C. Werkhuis. Bijzondere zaken: Financiën 1682—1782 en 1811 1871, Bevol king, Fabriek enz. In de inleiding wordt op blz. 10 gesproken over een Fonds Speciaal, dat tot 1821 Reservefonds heette en dat vermoedelijk ontstond door een gift van den Koning in 1816. In de noot onder de nrs. 251—254 worden de rekeningen van dit fonds van 1860 af genoemd en no. 342 vermeld acquitten wegens uit zijn kas toegekende gratificatiën van 1839 tot 1870. Maar gaarne hadden wij de reden vernomen waarom de rekeningen van 1816 tot 1859 niet konden worden geinventariseerd. Verder wordt opgemerkt, dat de inventaris eene onderafdeeling Inwendige administratie heeft waarin stukken zijn onder gebracht die overeenkomst vertoonen met bescheiden die in inven taris no. 1 en 2 beschreven zijn in de onderafdeeling Huishouding (vgl. b.v. no, 37 met no. 328 van inventaris no, I en no. 36 van inventaris no. 2). Het verdient aanbeveling om eenmaal aangenomen titels te blijven gebruiken en er zonder reden geen andere voor in de plaats te stellen. Inventaris no. 4. Zooals reeds is opgemerkt heet het onder werp Huishoudelijke Zaken in inventaris no. 3 Inwendige administratie en in no. 1 Huishouding. De nummers 1—9 bevatten behalve resolutien en notulen, tot 1842 ook uitgaande brieven. Dit had bij die nummers moeten worden vermeld. Nu blijkt het bestaan dezer brieven slechts uit een noot onder no. 49. Ook hadden wij gaarne geweten, met welk jaar zij aanvangen. In no. 1

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1929 | | pagina 38