114 Van de charters, die in het archief van Reinald II thuis behooren, verdient bijzondere aandacht dat van 19 Maart 1339, waarbij deze graaf door keizer Lodewiik den Beier in den hertogenstand werd verheven. De inhoud was ons tot dusverre slechts uit een afschrift bekend. In Gelderland wist men niet, dat het charter, waarop de provincie nog heden ten dage haren voorrang boven Holland en andere provinciën grondt, nog bestaat. Deze keizerlijke oorkonde is voor treffelijk bewaard, in duplo, doch de beide exemplaren missen den gouden bul. De zes bevestigingsbrieven der keurvorsten zijn er, in uitstekenden staat en nog van de zegels voorzien, bij bewaard. Van de tot het archief van Reinald III behoorende charters hebben er twee betrekking op zijn beleening met de leenen des Rijks. Zij dateeren van 1346 en 1347 en zijn, voorzoover mij bekend, niet uitgegeven. Opvallend is, dat het te Arnhem berustende archief der graven en hertogen van Gelre op enkele betrekkelijk onbelangrijke uitzon deringen na geen oorspronkelijke brieven van Duitsche keizers en koningen bevat. In de rijke charterverzameling van het archief worden juist die stukken, die tot het bewijs van landsheerlijke rechten kunnen strekken en die de verhouding van de graven en hertogen tot het Rijk hebben bepaald, gemist. Van die stukken blijkt nu een groote verzameling, in zeer gaven toestand, bewaard te zijn in het archief van de Wittelsbach's te München. Intusschen is het feit, dat ze daar berusten, niet zoo verwonderlijk als de omstandigheid, dat ze aan de Geldersche historici onbekend zijn gebleven. Hunne lotgevallen toch kunnen van het jaar 1543 af met vrij groote nauwkeurigheid worden nagegaan Willem V hertog van Kleef, die in 1538 hertog Kakel als hertog van Gelre en graaf van Zutphen was opgevolgd, was in 1543 gedwongen', het tractaat van Venio te sluiten, waarbij hij van alle rechten in Gelderland afstand deed. Hoewel in het verdrag de archieven niet genoemd worden, is het toch wel de bedoeling geweest, althans die van de nieuwe heerschers, dat zij in dien afstand begrepen waren. De regeering van Karel V toch heeft zich onmid dellijk in het bezit van alle van de Geldersche hertogen afkomstige charters en papieren gesteld, voorzoover deze niet reeds in vroegeren tijd naar Brussel waren overgebracht en voorzoover zij onder haar bereik waren. Dat hertog Willem niet alles aan zijn tegenstander heeft overgelaten, blijkt uit de verzameling te München. Hierbij merk 115 ik op, dat de van hertogin Mechteld herkomstige charters waarschijnlijk toevallig de lotgevallen van de andere hebben gedeeld. Hertog Willem kan er geen bijzonderen prijs op gesteld hebben, ze te behouden, maar zij zullen te Kleef hebben berust, waar ze buiten het bereik bleven van de Brusselsche regeering, en daar vermengd zijn geraakt met de overige stukken, waarmede ze thans één verzameling vormen. Aan die andere stukken heeft de hertog ongetwijfeld wel groote waarde gehecht in verband met zijn Geldersche pretensies, die hij gedurende zijn verdere leven (hij stierf eerst in 1592) niet heeft opgegeven, aangezien hij onder dwang het tractaat van Venlo had geteekend. in het huwelijkscontract zijner tweede dochter Anna, die in 1574 Philipp Ludwig paltsgraaf van Neuburg huwde, worden die pretensies en de charters, waardoor zij kunnen worden gestaafd, aan haar overgedragen. Ongetwijfeld is het de keurcollectie uit het oude Geldersche archief, thans te München berustende, die toen aan Anna van Kleef is geschonken. Wanneer en waar zij bij elkaar is gezocht, zal wel nooit met zekerheid blijken, doch het komt mij waarschijnlijk voor, dat de verzameling reeds een afzonderlijke veilige bewaarplaats had, toen Karel de Stoute te Grave de charters van hertog Arnold in beslag liet nemen. Deze stukken zijn toch eerst in 1632 in Gelder land teruggekeerd. De van de hertogen Adolf en Karel herkomstige charters in de keurcollectie moeten er dan later bij gevoegd zijn. Het is bekend, dat na den dood van hertog Willems eenigen zoon de Kleefsche successieoorlog tusschen Brandenburg en Neuburg ontbrandde, die eindigde doordat de beide partijen zich gezamenlijk in het bezit van de Kleefsche erflanden stelden. Bekend is ook, dat in 1666 is overeengekomen, dat Brandenburg voortaan in Kleef, Mark en Ravensberg zou regeeren, Neuburg (t.w. Wilhelm paltsgraaf van Neuburg, de kleinzoon van Anna van Kleef) in Gulik en Berg. Minder bekend is, dat de laatstgenoemde er de oude pretensies op Gelderland bij heeft gekregen. De charters, die daarop betrekking hadden, moeten reeds vóór dien tijd naar het Gulik-Bergsche archief te Düsseldorf zijn overgebracht, nadat zij aanvankelijk ook te Wesel hadden berust. De oudere tak Palts-Neuburg stierf uit met Karel II, die in 1742 kinderloos overleed. Gulik en Berg vererfden toen aan een jongere linie, die zich Sultzbach noemde en afstamde van August, den tweeden zoon van Philipp Ludwig van Neuburg en Anna van Kleef. Bij die gelegenheid is een gedeelte van het Gulik-Bergsche archief, en daar onder de Geldersche charters, van Düsseldorf overgebracht naar Mannheim, waar de archieven van den Palts werden bewaard. Karl Theodor van Sultzbach erfde ook in 1777 het keurvorstendom Beieren. Hij overleed in 1799 zonder wettige kinderen na te laten. Zijn erflanden De gegevens hieromtrent dank ik in hoofdzaak aan Dr. HöSL, ambtenaar bij het Geheime Huisarchief, die vóór mijn komst te München een onderzoek naar de herkomst van het Geldernsche Archiv instelde.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1929 | | pagina 28