108
109
uitsluitend de er ten N. en ten Z. aan grenzende grietenij Leeuwarde-
radeel. De grietman had dus normaal gesproken alleen de functie
van O. M. bij het politiegerecht van Leeuwarden II moeten vervullen.
Zien we echter ziin missiveboeken in, dan blijkt, dat hij evenals zijn
collega's ieder kwartaal al of niet staten van vonnissen inzendtDe
laatste zijn helaas verloren geraakt, doch de staten een enkele maal
bij de geleidende missive afgeschreven. Die van 1 April 1836 b.v.
draagt het opschrift: „Rechtbank van politie van den
grietman van L e e u w a r d e r a d e e I." Hiermede is niet te rijmen
de terminologie van een aanschrijving in het missiveboek van 10 Dec.
tevoren aan den deurwaarder te Hallum, waarin dezelfde grietman
zich noemt: „belast met de functie van O. M. bij het
policiegeregt kanton Leeuwarden li, zitting houdende in
het grietenyhuis van Leeuwarderadeel." Dit laatste maakt de zaak
nog wat ingewikkelder als men bedenkt, dat dit gemeentehuis van
1807—1899 midden in de gemeente Leeuwarden stond! Zien we de
griffiersbenoemingen na, dan ontdekken we, dat in 1816 en 1829 op
voordracht van den grietman een griffier voor het politiegerecht in
Leeuwarderadeel benoemd werd (Missivebk. Leeuwarderadeel; beëedi-
gingen Rbk. Leeuwarden). De beide vredegerechten hadden aan
vankelijk ieder een eigen griffier. Blijkens de almanakken was in 1819
die van I tevens griffier van de rechtbank van enkele politie, terwijl
van 1820—1838 die drie griffies onder één hoofd stonden. Beëedi-
gingen van 1831 en 1836 spreken ook van de rechtbank van enkele
politie „aldaar" d.i. te Leeuwarden, waarmede bedoeld moet zijn
„van het kanton Leeuwarden I". Waren de archiefjes der politie-
gerechten bewaard gebleven (ook dat van Leeuwarden I is geheel
onvindbaar), dan zou de moeilijkheid zeker gemakkelijk op te lossen
zijn. Ik meen te moeten aannemen, dat bij uitzondering hier de grietman
politierechter was ondanks de aanwezigheid van een vredegerecht
„in" zijn gemeente. In elk geval heeft hier, ondanks het feit, dat
het vredegerecht Leeuwarden II ook op het gemeentehuis van
Leeuwarderadeel, en dus in Leeuwarden, zetelde, geen toepassing
gevonden art. 142 Code d'lnstruction Criminelle; men kan dan ook
ternauwernood spreken van een „commune divisée en deux justices de
paix" waar één politiegerecht en één griffier van politie behoort te zijn.2)
Het Keiz. Deer. van 18 Aug, 1810 (Bulletin 309) trof een analoge regeling
„dans les communes qui renferment plusieurs justices de paix...."; de
wet van 3 Brum, an IV (Bulletin 204): s'il y a plusieurs juges de paix dans l'arrondisse-
ment de I'administration municipale."
2) Naar analogie hiervan lijkt mij er meer tegen dan voor te zeggen, dat aan
de gemeente Leeuwarden naast het archief van het vredegerecht Leeuwarden I ook
dat van Leeuwarden II in bewaring is gegeven (vgl. art. 7 K. B. van 28 Aug. 1919,
S. 547): naar de letter had dit laatste wellicht „zijn standplaats" in de stad, doch het
ressort ervan strekte zich geheel daarbuiten uit!
Het lastige geval in het arrondissement Sneek betreft de ver
houding Hindeloopen Workum. De eerste, voorloopige, rechterlijke
indeeling van Friesland van Dec. 1810 kende als een der kantons
van dit arrondissement: „Workum", doch de eerste vrederechter
werd kort daarop benoemd in het kanton „Hindeloopen". De procureur
te Sneek gaf 21 Maart 1811 ingevolge een circulaire van den
Procureur-Generaal als hoofdplaats van het kanton, waarbij toen ook
een stuk van Wonseradeel was gevoegd, weer Workum aan, waar
tegen de vrederechter (S. Gerlsma, die tevens secretaris van Hinde
loopen was) aanstonds heftig protesteerde. Hij kreeg echter bericht
van den procureur, zich er tot nadere dispositie aan te houden.
Desondanks schreef de vrederechter 25 Maart de Wonseradeelsche
dorprechters aan, dat de zittingen van het vredegerecht Workum
provisioneel te Hindeloopen zouden worden gehouden en, blijkbaar
mokkend, verzond hij 3 Mei een staat van het personeel „in het
„canton het welk bij de aanstelling wierd genaamd Hindelopen, doch
„waarvan volgens ontvangene verdeling de hoofdplaats is Workum
De definitieve indeeling op 1 Mei 1811 schonk hem eindelijk vol
doening; toen werd het kanton „Hindeloopen" (omvattende Hinde
loopen, Workum, Stavoren en Hemelumer Oldephaert) weer in eere
hersteld. Tot Gerlsma's dood in 1816 werden dan ook aldaar de
zittingen gehouden. Zijne opvolgers kozen echter weer Workum als
hoofdplaats, als zijnde wegens ligging en zielental verre boven Hinde
loopen te verkiezen „en aldaar" besluit de fungeerend vrederechter
zijn antwoord op een missive van den officier van 7 Dec, 1835, „zijn
tot op den huidigen dag de terechtzittingen gehouden. De nieuwe
vrederechter, die kort daarop in functie kwam, berichtte echter
20 Maart 1836 aan denzelfden functionaris, dat aangezien deze
volgens een mondelinge mededeeling van den griffier Hindeloopen
als hoofdplaats beschouwde, alle politiezittingen aldaar voorloopig
zouden gehouden worden. En in een circulaire aan de gemeente
besturen in zijn ressort maakte hij 1 Juni 1836 bekend, dat te Hinde
loopen als hoofdplaats de terechtzittingen justitieel moesten en zouden
gehouden worden, doch alle zaken, waarbij partijen vrijwillig compa-
reeren, ten meesten gerieve van betrokkenen in overleg met hem in
het geheele kanton afgedaan zouden worden. Welken invloed
hadden deze wisselingen van hoofdplaats op de politierechterlijke
organisatie te Workum? Vóór 1816 marcheert er blijkens de missive-
boeken alles normaal als bovenaangegeven. Daarna vindt men er
niets meer vóór 1820. 20 Juli van dat jaar geeft de president-burge
meester den officier te kennen, dat de vrederechter de aanhangige
politiezaken in zijn gemeente heeft berecht. In aansluiting daarmede
4