104 trouwens, dat de archieven der kleine gemeenten in 't algemeen zeer onvolledig bewaard zijn en soms b.v. zelfs de missiveboeken geheel of ten deele ontbreken. Meer viel te oogsten uit het tweede tijdvak (1816—1838), toen de kunstmatige gemeenteversnippering weer vervangen was door de oude indeeling in 30 grietenijen, 11 steden en 2 (rechterlijk 4) eilanden. Op den overgang mede der justitioneele functies op de nieuwe gemeentelijke dignitarissen vestigde de fungeerend-officier te Sneek nog eens extra de aandacht in een circulaire van 5 Oct. 1816, waarbij hij tevens verzocht een voordracht voor ambtenaar O. M. en griffier. (Ingek. St. Wymbritseradeel). Dat laatstgenoemden voor diverse ge meenten thans nieuw beëedigd werden, vermeldde ik reeds de eerste maal voor de arrondissementen Heerenveen en Sneek; ook het archief der Leeuwarder rechtbank vermeldt een lange reeks van soortgelijke beëedigingen van (vóór en) na 1816.Functionarissen waren nu natuurlijk veel gemakkelijker te vinden en de geheele organisatie was lang zamerhand wat ingeburgerd, zoodat verwacht mocht worden, dat een en ander wat vlotter zou marcheeren dan tevoren en met meer resultaat. En dat was dan ook zeer zeker het geval. Wel moesten de heeren politierechters ook nu nog herhaaldelijk aan hunne verplichtingen ex art. 178 herinnerd worden en werden in het arrondissement Leeuwarden zelfs de modellen van 1812 op 26 Maart 1819 nog eens opnieuw verzonden. Een enkele abnormaliteit is ook nog te vermelden. 4 Oct. 1824 vraagt de officier te Leeuwarden aan den vrederechter te Dokkum inlichtingen over een der politie- vonnissen van diens laatsten kwartaalstaat, waarbij verstek gewezen was tegen den grietman van Oostdongeradeel als ambtenaar O. M.1 Met de blijkbaar door den vrederechter toegezonden verklaring was de officier het niet eens; 7 Oct. d.a.v. zet hij de zaak aldus uiteen; ook ingeval van een overtreding van art. 139 Code d'lnstruction riminelle, gepleegd in Oostdongeradeel, is, bij 'ontstentenis van een commissaris van politie te Dokkum, ex art. 144 de burgemeester ambtenaar O. M. De grietman is zelf politierechter met als O. M. een assessor naast zich en dit ex artt. 166 en 167, zooals nog nader aangewezen bij K. B. van 19 Aug. 1819, S. 44 (zie mijn vorige bijdrage, slot). Verder kan in politiezaken nooit verstek gewezen worden tegen het O. M.dit moet steeds gehoord worden en bij zijn afwezigheid moet een andere voorziening worden getroffen, zooals 105 o.a. beslist werd door het Hof van Cassatie bij arresten van 17 Dec. 1807, 8 Oct. 1808 en 5 Aug. 1809. - Één geval van een soort jurisdictiegeschil wil ik ook nog vermelden. 11 Juni 1829 berichtte de grietman van Rauwerderhem aan den vrederechter te Rauwerd, dat hij bezwaar maakte als O. M. overtredingen, te Roordahuizum (Idaarderadeel) gepleegd, te vervolgen. De vrederechter meende, dat, hoewel 't hier betrof overtredingen als bedoeld in artt. 4758° en 4798° Code Pénal, waarbij dus ook de grietman van Idaarderadeel competent zou zijn, hij vrederechter hier de aangewezene was, aan gezien de feiten door hem het eerst werden geconstateerd, moetende „concurrent" in artt. 140 en 166 Code d'lnstruction Criminelle worden uitgelegd als „gezamentlijk- of medegeregtigd En de officier, om advies gevraagd, stelde hem in 't gelijk bij schrijven van 1 Aug. 1829, gevende als zijn meening te kennen, dat het O. M. bij het vrede- (politie)gerecht alle zaken in het kanton moet vervolgen en zich niet mag excuseeren als zou er nog een andere autoriteit tot kennisneming bevoegd zijn. Op een aanschrijving van den gouverneur van Friesland van 13 Juni 1818 betreffende de boeten op overtreding van plaatselijke keuren, komende alleen in geval van berechting door de politiegerechten ten bate van de plaatselijke kas ex art. 466 Code Pénal (Ingek. St. Vredegerecht Rauwerd; id. gemeente Wymbritse radeel) ga ik hier niet nader in; evenmin op een circulaire van den Proc.-Gen. van 5 Jan. 1819, volgens welke ex artt. 43 en 70 van het Keizerlijk Decreet van 18 Juni 1811 beteekening van simpele politie- vonnissen, zoo contradictoire als bij défaut gewezene, door een deurwaarder op de minuut moet geschieden (Ingek. St. a.v. en Leeuwarderadeel], Zooals ik zeide: de zaak marcheerde nu en er werd gevonnisd, al zou men wellicht anders denken bij lezing van een circulaire van den officier te Leeuwarden van 13 April 1820, die aan vrederechters en gemeentehoofden bericht, dat de Procureur-Generaal hem als procureur crimineel weliswaar zijn tevredenheid betuigd heeft over de „rigtige behandeling der zaken in deze Provincie", onder opmerking evenwel, dat in geheel Friesland over het laatste kwartaal van 1819 slechts één zaak van enkele politie berecht is (Ingek. St. Vredegerecht Dokkum)! Evenmin waren de autoriteiten in 1827 tevreden, toen de officier te Sneek zijne politierechters den 29en Mei tot intenser ver volging aanspoorde, aangezien den Procureur-Generaal was opgevallen dat dit arrondissement voor wat betreft de politievonnissen op de laatste kwartaalstaten een zeer slecht figuur maakte. - Maken we de rekening van dit tijdvak over de geheele provincie op, dan blijkt wel, dat verschillende grietmannen zich weinig moeite gaven een Waarom bij uitzondering een griffier van het Biidt (beëedigd 7 Sept. 1833) en een griffier politiegerecht Leeuwarden, tevens griffier vredegerechten Leeuwarden I en II (a.v. 30 uni 1836) bij K. B. aangesteld heeten, is mij niet duidelijk.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1929 | | pagina 23