100 bedoelde politiegerechten, waarvan ik de wenschelijkheid den vorigen keer bepleitte, heeft in Friesland n.l. in den afgeloopen zomer plaats gehad. Waar het gewenscht bleek op de griffies der kantongerechten en in eenige gemeenten alsnog een persoonlijk onderzoek in te stellen naar achtergebleven restanten van vredegerechtsarchieven in verband met de vaak wonderlijke toepassing van art. 4 der wet van 26 Frim. an IV (zie Ned. Archievenblad 1920/22, pag. 293), breidde ik dit onderzoek uit tot vrijwel alle gemeentearchieven. Deze reizen leverden (naast eenige oude rechterlijke archivalia) niet alleen een aantal vredegerechtsarchieffragmenten op, doch daarnaast een niet onaan zienlijke oogst aan politiegerechtsarchiefjes. De volledige inventaris der nieuwe rechterlijke archieven in Friesland kan nu als bijlage tot het verslag over 1928 het licht zien. Leek het aanvankelijk een onbegonnen werk in de meer of minder geordende gemeentearchieven de gezochte stukken op te sporen - waarvan ik het bovendien reeds in den aanvang problematiek achtte of zij overal (volledig) bewaard zouden zijn al spoedig was mij gebleken, dat het voorschrift van art. 178 Code d Instruction Criminelle in dezen een goede hulp was en tot groote vereenvoudiging van het onderzoek leidde. „Au commencement de chaque trimestre", lezen we daar, „les juges de paix et les maires') transmettront au pro cureur du Roi l'extrait des jugemens de police qui auront été „rendus dans Ie trimestre précédent et qui auront prononcés la peine „d emprisonnementOp nakoming nu van dit voorschrift is voortdurend van hooger hand sterk aangedrongen en herhaaldelijk moesten de hoofden der gemeentebesturen (en de vrederechters) aan hunne verplichtingen in dezen herinnerd worden, hetwelk soms in den vorm van algemeene circulaires, soms bij schrijven aan bepaalde functionarissen geschiedde, uitgaande van den keizerlijken procureur (later officier van justitie) bij de betrokken rechtbank die te Leeuwarden deed het zelfs eenmaal per annonce in het Dagblad voor het Depar tement Vriesland (van 26 Juni 1812). Daarbij wijzen de procureurs een en andermaal op de artt. 249 en 290 Code destruction Criminelle, die henzelf verplichten den procureur-generaal in den Haag periodiek over hun ressort verslag te doen o.a. betreffende de simpele politie; 9 Oct. 1819 worden de grietmannen en burgemeesters in het arron dissement Leeuwarden, wanneer zij langer in mora blijven, dan ook bedreigd met „onaangename reflectien van den Heer Procureur- „Generaal" 2) Voorts werden de eischen van art. 178 nog wat 101 uitgebreid: allereerst werd sinds medio 1812 „ingevolge nadere aan schrijvingen" ook opgave gevraagd van vonnissen, waarbij tot boete was veroordeeld of vrijspraak gevolgd, voorts steeds ook bericht indien niets was voorgevallen en eindelijk verlangde de procureur te Heerenveen in den aanvang ex art. 249 naast het driemaandelijksch extract een wekelijksche „notice". In laatstgenoemd arrondissement zonden de vrederechters gedurende de Fransche jaren naast hunne eigen staten ook die der maires in, terwijl overigens deze zelf met den procureur correspondeerden. Reeds in Juli 1812 waren aan de maires in het arrondissement L.eeuwarden modellen voor de kwartaal- staten toegezonden. Al deze aanschrijvingen nu de oudste dateerend van 24 Maart 1812 (Leeuwarden), de laatste van begin September 1838 (Heerenveen en Leeuwarden) vragend vervroegde inzending in verband met de invoering der nieuwe wetgeving en verdere missives aan de politie rechters worden overal in de algemeene series ingekomen stukken op de gemeentearchieven teruggevonden. Belangrijker echter was, dat de afschriften der geleibrieven van kwartaalstaten (een enkele maal de staten zelf eveneens, b.v. in Wvmbritseradeel in 1830 en in Leeuwarderadeel in 1836 en 1838) of wel de negatieve berichten voorkomen in de missiveboeken. Het nagaan dezer laatste n.l. (per jaar op vier tijdstippen dus) leverde een volledig overzicht van den omvang der werkzaamheid van het betreffende politiegerecht. Bleek mij, dat herhaaldelijk staten waren ingezonden, dan loonde het de moeite verder in het archief naar de minuutvonnissen en c.q. verdere losse stukken te zoeken, voorzoover zij nog niet voordien aan t licht gekomen waren. Werd slechts sporadisch eens een vonnis opgegeven, dan was niet te verwachten, dat zoo'n enkel los stuk bewaard gebleven was en werd met een globale inspectie van het aanwezige volstaan. Nu dient er op gewezen te worden, dat op een enkele uitzon dering na alle gemeenten voor een onderzoek in aanmerking kwamen over het tijdvak 1816-1838 die, welke niet waren hoofdplaats van een kanton, doch over de voorafgaande jaren alle, waarin in 1816 werden opgelost mairiëen-niet-hoofdplaatsen (vgl. mijn vorig artikel t. a. p. pag. 80), zoodat alleen Dokkum, Franeker, Harlingen, Leeuwarden, Bolsward, Hindeloopen, Rauwerderhem en Sneek in dit opzicht afvielen (met het oog op de vredegerechten moest ik ze toch bezoeken!). Om nu eerst de kleine gemeenten af te handelen, waar de maires (1811-'13), later schouten (1813 '16) ten plattelande en de maires (1811—13), later burgemeesters (1813—16) in de steden als politie rechter fungeerden uit alles blijkt, dat in de plotseling nieuw ingestelde gemeentelijke organisatie, die zooveel nieuws en ongewoons bracht, b De spatieering is van mij (H. v. V.). -) Indien het archief van dien functionaris volledig bewaard gebleven is, ware uit de ingekomen staten der verschillende arrondissementen wellicht iets positiefs na te gaan betreffende de werking der „maire-politiegerechten" in het geheele land.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1929 | | pagina 21