48 Wanneer is de stilus Harlemensis afgeschaft? Dr. J Huizinga heeft het bewijs geleverd, dat de stadsregeering van Haarlem sedert het laatst van de 15de eeuw den Maria Bood- schapstijl bezigde: het jaarcijfer wisselde daar op 25 Maart1). anneer het begin van het jaar op 1 Januari gesteld werd, heeft Huizinga met onderzocht; alleen in een noot heet het: „Het laatste voorbeeld hl van den Boodschapsstijl) vond ik in de Resolutiën van 13/2; van 1573-1579 zi)n geen resolutiën bewaard; dan volgt op de vergadering van 30 Dec, 1579 die van 14 Jan. 1580"2). Ter oplossing van deze vraag nam ik de Thesauriersrekeningen, die voor de 6de eeuw bijna volledig bewaard zijn. Als men de rekeningen onder het hoofd „Udtgeven van reysen" bestudeert, merkt uen T6t 1571 daann de Sti,US harlemensis gebruikt wordt, n 1572 luidt het begin van den eersten post: „Upten tweden January anno XVc twee ende tseventich Ook in de Rekeningen der volgende jaren komt, voorzoover het geldt de posten betreffende reizen van stads wege, de stilus Harlemensis niet meer voor. Maar heelemaal verdwenen is hij toch niet. In de „Rekeninge Thomas van Buvren ende Dirck Mevnartsz., ontvangers ende bewaerders van de ende coorn excyse", gebonden achter de Thesauriersrekening van 1572, leest men aan het slot: „Aldus gehoort ende gesloten opte burgermeesters camere den XVen Marty anno XVc drye ende tzeventich stilo Harlemensi". Ook de insgelijks achtergebonden „Reke ninge van d erffgenamen van wylen Loeff Baertsz., in zynen leven ontvanger van den vyft.chsten penning van allen huysen, erven landen ende molen van Haerlem in den jaere XVc tweeende- l"h' j'S "gehoorf ende gesloten den XHen February anno ryeendetzeventich stilo Harlemensi". Achter de Thesauriers- rekening van 1573 vindt men de „Reeckeninge Lanceloth Jacobsz. als bewairder van de brandewyn exchyse"; zij is „gehoort ende gesloten den XHen February anno XVc drye ende tzeventich stilo Harlemensi". In de rekening van Mr. Arendt van Veen, die deel uitmaakt van de esaunersrekening van 1575, worden betalingen vermeld, gedaan in January Februari en Maart „anno XVc LXXI1II stilo Haerlemensi" terw.,1 in z„n rekening van het volgende jaar overal sprake is van „anno XVc zes ende tzeventich". Het staat dus vast, dat na 1575 de stilus Harlemensis niet meer XVIII 1909 V9l'o)?AblzDeio'r3vla''n hel Neder/andsch Archievenblad, I. huizinga, VGrav 1911 MnleilingWli"wkm' uitg' door 2) Ned. Archievenblad, XVIII, blz. 104 n. 1. Rechtsbronnen, biz. CIV n. 1). 49 gebruikt werd; dat hij in dit jaar ook officieel afgeschaft werd, bleek uit een stuk, dat ik in de Transportregisters op hetzelfde gemeente archief vond en dat hier woordelijk volgt „Bij placcate van de Co. Mat., onsen aldergenadichsten Heere, in date den XVIen dach van Junio in 't jaer XVc vyff ende tzeventich, gegeven in de stadt van Antwerpen, es geordonneert ende gestatueert, dat voortaen alle diversiteyt van den datum des jaers over de gehele landen van herwertsovere cesseren zal ende dat de vemyeuwinge van den datum des jaers altyts gedaen zal werden telcken jaere opten eersten dach van Januario, 'twelck men voor d'eerste reyse beginnen zal op de eersten dach van Januario naestcomende, dat men scryven zal in 't jaer duijsent vyffhondert sessendetzeventich, conti nuerende 'tselve alsoe van jaere te jaere sonder eenige stile achter denselven datum te stellen, omme redenen breder in den voors. placcate verhaelt. Ende werdt by denselven placcate geboden allen officiers, greffiers, notarissen ende andere publycke ende privé per sonen 'tselffde alsoe te gebruycken op pene van arbitrale correctie, so men bevinden zal daertegens gedaen te zyn 'tzy deur argelist ofte onachtsaemheyt. Ende bovendien te betalen de schade ende interest van perthije, indien te dier oorsaecke eenige gebeurde, naer breder vermelden des voors. placcate, 'twelck opten XXIIIen Julij anno XVc vijff ende tzeventich binnen deser stadt Haerlem naer voergaende clockegeslach gepubliceerd es. Daeromme volgende den inhoude van dien desen alhier gestelt ende geinsereert voor euwige memorie. By my M. de Woerden." Nu nog de verklaring, waarom in de Thesauriersrekeningen 1572—1575 in de achtergebonden stukken de stilus Harlemensis gebezigd werd. Blijkens opschrift f. 1 van deze vier rekeningen zijn zij „Overgelevert by Cornells van Berckenrode, tresorier der stadt Haerlem, opten XlXen Augusti XVc LXXV1I in handen van Mr. Dirck van den Nyenburch, raidt ordinaris in den Hove van Hollandt, ende Jan van Brouchoven, mr. van de Reeckeninge in denselven Hove, als commissarissen by zyne Exc. dair toe geordonneert". Gewoonlijk kwamen de commissarissen van 's konings wege in het najaar naar Haarlem „op 't sluyten van des tresoriers rekeninge" van het vorig jaar. Dit zal in de jaren 1573— 1576 niet gebeurd zijn en de Rekeningen zelf zijn blijkbaar eerst na 23 Juli 1575 in het net overgeschreven, Gemeentearchief Haarlem, Inv. I, No. 1074, Transportregisters 1567—1579, f. 154. Hetzelfde stuk, ook van de hand van den secretaris VAN WOERDEN, komt in volkomen dezelfde bewoordingen voor in het 3de Belastboek, f. 32v (Inv. I, No. 1075), in het Register van overdragten en verbanden, f. 60 (Inv. I, No. 1076) en in het 3de Register van scheeps-, custings- ofte bijlboeken (ongefoliëerdInv. I, No. 1078). 4

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1929 | | pagina 30