fa.il£ ghbcthf C°"eCtie d6r DOrd,SChe reede'iie" W-d
lSS5ST72dïZ hes' W6rden d6 Steddiike rekeni"9e"'
38
39
gebodeÏ' C°mm'SSie W6rd 6en exemP|aar in perkamenten band aan-
K a m p e n De heer J. Kale, die twee jaar als volontair werkzaam
?926 'S' iX WegeT Stud,ebelan9en met ingang van 11 October
1926 zijn werkkring verlaten. Met ingang van 1 September 1927 is
de heer Joh, Don tot tijdelijk ambtenaar aangesteld en met ingang
van 21 November 1927 de heer H. J. Mever tot volontair.
1923 totY V rC H k Yot' de betrekkin9 van archivaris van 1 Maart
11 n 1 lat Septerfer \926 nM* verva|d geweest is, werd met ingang
van laatstgenoemden datum de heer J. L. Blonden tot archivaris
benoemd. De waarnem.ng is door den heer j. M. Nuvis geschied.
II. Toestand der verzamelingen.
D e n B r i e 1. De materieele toestand der archieven is voldoende
t j V+6 t P' rekemngen en andere stukken betreffende
het stadstoezicht op de st.chtingen zijn in 1925 portefeuilles gemaakt
T t,tf'S VOOrzien De materieele toestand der archieven is
over het algemeen goed. 1S
overD1926der 6 V' ,herStellen der "otarieele archieven werd
over 1926 een njkscrediet verkregen.
portefeuille^6aangehaakt.P,en,VerZarn,ilin9 «"«e
hoven In W°Ver, r!kem'ngen der voormalige gemeenten Eind-
eZ 40 tJT IO°Pende °Ver,de laatste 30 'aa^ werden geordend.
40-tal doozen, waarin voorloopig verspreide stukken geborgen
waren, werden nagezien en aangevuld.
Gouda. De herstelling en vernieuwing van de daarvoor in
aanmerking komende archivalia is met kracht aangevat
l-k IZ6 e" 1927 heeft de R»ad k« aangevraagde iaar-
tohestaan'3 Vo h~ V°°r 'T noodz,,kdiike werkzaamheden
SSh veTaarlgT9 ™n arChiefs,"kk™
Perkhme^bT„dtng~ 'e9iS,er5 h"Ste'd h
Maastricht. De materieele toestand is goed te noemen
maar versche.dene stukken, die de allerlaatste jaren binnengekomen
zijn, konden, wegens een tekort aan kasten of stellingen, tot dusver
nog niet definitief geplaatst en materieel verzorgd worden. In het
tekort aan kasten zal weldra voorzien worden.
111. Bewaring der verzamelingen.
Den Br iel. Het archief zal in een vernieuwd archiefgebouw
ondergebracht worden. In 1927 kreeg de verhuizing naar dit gebouw,
met de daaruit voortvloeiende werkzaamheden haar beslag. Hoe dit
geschiedde, we kunnen niet beter doen dan aan den heer Been zelf
op de van hem zoo bekende geestige wijze het woord te geven.
„Toen de kinderen Israëls vanuit Egypteland naar Kanaan ver
huisden, mochten in het begin daarvan de wateren der Schelfzee zich
links en rechts van elkander scheiden, die verhuizing heeft toch veertig
jaar geduurd en was vol murmureering, terwijl de chef, in dit geval
de groote Mozes, na al die ellende slechts van den berg Nebo het
Beloofde land mocht aanschouwen. Op een millioenste of nog kleinere
schaal overgebracht, is het met de archief-verhuizing alhier van het
zelfde gegaan, uitgenomen het gezegende begin. Maar het einde
was haast net eender geweest, ten minste wat den chef betreft.
Een weinig overwerkt, was bij hem een toestand van lusteloosheid
ingetreden, en ware toenmaals Joh. Don in het bezit van bovengenoemd
diploma geweest, dan had ondergeteekende zijn ontslag genomen en
U voorgesteld den gediplomeerde, die daardoor wettelijk het recht
heeft chef van een zoogenaamd tweede-rangsarchief te zijn, in zijn
plaats te benoemen. De verhuizing van deze vrij omvangrijke ver
zameling, waarvan bovendien de deponeering over een grooter aantal
localiteiten een gewijzigde indeeling noodig maakte, waaraan alweer
een ingrijpende verandering van de inventarisatie vastzat, was ook
werkelijk geen kleine onderneming. Terwijl de tot verhuizing aange
wezen, vaak zeer kostbare, documenten zoo maar niet als een troep
ziellooze prullen op handwagens gestapeld en aan de zorg van een
of meer personen toevertrouwd konden worden, wier meer of minder
smalende glimlach de gedachte verried, dat heel dat oude rom
meltje geschikter naar de retorten van de gasfabriek ware vervoerd.
Toen is het vooral Joh. Don geweest, die aangepakt en als een
levend vervoermiddel dienst heeft gedaan, misschien wel om eens
aan het gejammer van zijn chef te ontkomen, die het gevoel had van
een slak, aan wie men haar huisje ontwringt. En toen de nood op
het hoogst scheen en gevolgelijk de redding vlak nabij behoorde te
zijn, geschiedde dit nu juist hier niet. Eenvoudig omdat het culmunatie-
punt nog niet bereikt was. Want Joh. Don werd door een hevige
ziekte overvallen, die hem voor verscheidene weken aan het bed